In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Welke stof heeft het hoogste kookpunt?
A
C2H6
B
C3H8
C
C4H10
D
CH4
Slide 1 - Quizvraag
Welke binding is tussen moleculen?
A
atoombinding
B
covalente binding
C
dipool-dipool binding
D
metaalbinding
Slide 2 - Quizvraag
is C3H8 hydrofiel of hydrofoob?
A
hydrofiel
B
hydrofoob
C
beide
D
niets
Slide 3 - Quizvraag
Is CH3OH hydrofiel of hydrofoob?
A
hydrofiel
B
hydrofoob
C
beide
D
niets
Slide 4 - Quizvraag
Welke binding wordt verbroken bij verdampen van pentaan:
A
atoombinding
B
vanderwaalsbinding
C
waterstofbrug
D
ionbinding
Slide 5 - Quizvraag
Welke binding wordt verbroken bij het indampen van natronloog?
A
ionbinding
B
atoombinding
C
waterstofbrug
D
metaalbinding
Slide 6 - Quizvraag
Sleep de formules naar de juiste soort bindingen in de stof.
ionbinding
Apolaire atoombinding
Polaire atoombinding
NaF
BaO
CH4
HBr
Slide 7 - Sleepvraag
Welke binding verbreekt bij het verdampen van een moleculaire stof?
A
Ionbinding
B
Covalente binding
C
Metaalbinding
D
Vanderwaalsbinding
Slide 8 - Quizvraag
Welke binding verbreekt bij het ontleden van een moleculaire stof?
A
Ionbinding
B
Covalente binding
C
Metaalbinding
D
Vanderwaalsbinding
Slide 9 - Quizvraag
Sleep de rode vakjes het juiste gele vakje.
Laagste kookpunt
Middelste kookpunt
Hoogste kookpunt
C4H10
butaan
58,12 g/mol
F2
Fluor
38,00 g/mol
CO2
koolstofdioxide
44,01 g/mol
Slide 10 - Sleepvraag
LPG is een vloeibaar mengsel van pentanen en butanen. Welk bindingstype wordt verbroken als uit LPG de stof butaan, C4H10 , verdampt?
A
atoombinding
B
polaire atoombinding
C
vanderwaalsbinding
D
waterstofbrug
Slide 11 - Quizvraag
I: het kookpunt van NH3 is hoger dan van PH3 omdat het molecuul NH3 __(1)__
II: het kookpunt van AsH3 is hoger dan van PH3 omdat het molecuul AsH3 _(2)__
A
1: lichter is dan PH3
2: zwaarder is dan PH3
B
1: lichter is dan PH3
2: waterstofbruggen kan vormen
C
1: waterstofbruggen kan vormen
2: zwaarder is dan PH3
D
1: waterstofbruggen kan vormen
2: waterstofbruggen kan vormen
Slide 12 - Quizvraag
Gegeven: de structuurformule van de stof koolstofdioxide is O ══ C ══ O. Welk antwoord geldt voor koolstofdioxide op de volgende twee vragen: I Tot welk bindingstype reken je de binding tussen koolstof en zuurstof? II Tot welk soort stof reken je koolstofdioxide?
A
I: atoombinding
II: apolaire stof
B
I: polaire atoombinding
II: apolaire stof
C
I: polaire atoombinding
II: polaire stof
D
I: ionbinding
II: zout
Slide 13 - Quizvraag
De stippellijn in de tekeningen geeft de plaats aan van een waterstofbrug. In welke van de onderstaande tekeningen is op de juiste wijze een waterstofbrug aangegeven voor de stof water?
A
B
C
D
Slide 14 - Quizvraag
Kookpunt CS2: 319 K Kookpunt KI: 1603 K Beoordeel of men een uitspraak kan doen over de sterkte van de atoombinding in vloeibaar koolstofdisulfide vergeleken met de ionbinding in vloeibaar kaliumjodide. Zo ja, welke uitspraak? Zo nee, waarom dan niet?
A
ja, deze atoombinding is zwakker dan die ionbinding
B
ja, deze atoombinding is sterker dan die ionbinding
C
nee, want bij het kookpunt blijft deze atoombinding bestaan
D
nee, want bij het kookpunt blijft die ionbinding bestaan.
Slide 15 - Quizvraag
Het aantal bindingen dat een atoomsoort aan kan gaan noemen we:
A
Covalente binding
B
Atoombinding
C
Vanderwaalsbinding
D
Covalentie
Slide 16 - Quizvraag
Welke twee beweringen kloppen bij PER (rechts)?
timer
1:00
A
PER bevat polaire atoombindingen
B
PER bevat alleen apolaire atoombindingen
C
PER is een dipoolmolecuul
D
PER is geen dipoolmolecuul
Slide 17 - Quizvraag
timer
2:00
Methaan
Water
Silaan
Kookpunt: 100oC
kookpunt:
-161oC
Sterkste vdWaals bindingen
Zwakste vdWaals bindingen
M =32 u
M = 18 u
M = 16 u
Kookpunt: -112oC
dipool
Slide 18 - Sleepvraag
Welke bindingen kunnen zich TUSSEN moleculen van moleculaire stoffen bevinden?