§6.2: De uitkomsten van de markt

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 'welvaart' volgens jou?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3a
Welvaart is subjectief. De ene persoon is tevreden met zijn oude fiets en dus welvarender dan de andere persoon die ontevreden is met een nieuwe Alfa Romeo. Leg dit uit met het begrip 'welvaart'

Slide 6 - Open vraag

Een persoon heeft een hoge welvaart als hij goed instaat is om zijn behoeften aan goederen en diensten te bevredigen. Mensen hebben niet allemaal dezelfde behoeftes. De ene persoon voorziet met een oude fiets beter in zijn behoeften dan een ander met een dure auto.
3b
Toch zegt de leertekst dat het eigenlijk logisch is dat de welvaart stijgt als een consument meer goederen kan kopen. Waarom?

Slide 7 - Open vraag

Het ligt voor de hand dat mensen de goederen kopen waarvan ze denken dat het hun behoeften bevredigt. Hoe meer ze kunnen kopen, hoe hoger hun welvaart.
5a
Hoeveel stuks worden aangeboden bij de evenwichtsprijs van P=60
A
900
B
1000
C
1250
D
1100

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5b
Leg uit dat de consumenten in situatie B minder voordeel hebben dan in situatie A

Slide 9 - Open vraag

De prijs is veel hoger. Er zijn maar weinig consumenten die een hogere prijs hadden willen betalen. Veel consumenten haken af omdat ze deze prijs niet willen betalen.
5c
Hoe meer de consumenten kunnen profiteren van de markt, hoe hoger hun welvaart. Welke conclusie kun je trekken als de markt verandert van situatie A naar situatie B?

Slide 10 - Open vraag

De welvaart van de consument is gedaald.
5d
Hoe laat situatie B zien dat nu vooral aanbieders kunnen profiteren?

Slide 11 - Open vraag

Bijvoorbeeld: bij P = 40 is het aanbod ongeveer 800. Deze 800 (van de 1.000) stuks worden dus ook bij een lagere prijs aangeboden. De aanbieders van deze 800 stuks profiteren nu dus van de hogere prijs van 60.
6
Kies de vier juiste voorbeelden van een extern effect.
AEFG
BCDE
ACFG
ABDF

Slide 12 - Poll

A, omdat de mensen hier niet voor betaald worden of voor betalen en toch de schade ontvangen.

E, omdat er niet voor betaald word maar toch een positief effect heeft op de haven die langer ijsvrij blijft.

F, omdat je er niet voor hoeft te betalen en toch kan genieten van de wedstrijd. Het kan ook negatief zijn en dat je geluidsoverlast ervaart.

G, omdat dit een duidelijk negatief effect. De flats zijn daar geplaatst en daar kunnen ze niks aan doen.


Bron 2

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7a
Bekijk bron 2.
Leg uit waarom in deze bron sprake is van een extern effect.

Slide 14 - Open vraag

De aardbevingen hebben niet alleen gevolgen voor de aardgasproducent zelf, maar ook voor anderen, namelijk de mensen die in de omgeving wonen.
7b
Noem een positief extern effect van de winning van aardgas in Groningen.

Slide 15 - Open vraag

Door de winning neemt de werkgelegenheid in Groningen toe en de werkloosheid af. Er hoeven minder werkloosheidsuitkeringen te worden uitgekeerd en de belastingen en premies kunnen omlaag. Hier profiteert vrijwel iedereen van, niet alleen de aardgasproducent zelf.
9a
Leid uit bron 5 de oude toegangsprijs af.
A
20
B
30
C
25
D
35

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9b
Bereken de toegangsprijs als het clubbestuur het voorstel van de penningmeester overneemt.
A
24
B
22
C
23
D
21

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9c
Klopt het dat de negatieve externe effecten van voetbal in de gemeente afnemen?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

De maatschappelijke kosten worden nu bedrijfskosten waarvoor de klant betaalt. Het is dus geen (negatief) extern effect meer.
9c
Verklaar je antwoord

Slide 19 - Open vraag

De maatschappelijke kosten worden nu bedrijfskosten waarvoor de klant betaalt. Het is dus geen (negatief) extern effect meer.
9d
Geef een verklaring voor het verschil van mening tussen de burgemeester en het gemeenteraadslid.

Slide 20 - Open vraag

Enerzijds stijgt de welvaart door de afgenomen negatieve effecten. Anderzijds daalt de welvaart omdat toeschouwers duurder uit zijn voor hetzelfde product. De burgemeester is het eerste effect sterker. Volgens het gemeenteraadslid is het tweede effect sterker.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies