Klas H3 week 7 les 1

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je leert woorden en zinnen rondom eten en drinken en iets bestellen in een restaurant e.d.

Wat ga je doen?

Ga in het digitale lesmateriaal naar

SlimStampen

chap. 5  Voca B

Lesdoelen/buts

Aan het eind van de les:

- Ken ik de uitspraakregels voor de q g en s

- Kan ik vertellen over wat ik dit weekend gedaan heb

- Heb ik een kijk- en luisteropdracht gedaan

Uitspraak: q, g et s

na de q schrijf je in het Frans altijd een u maar die hoor je niet

luister naar het geluidsfragment

uitspraak quand, qu’est-ce que en depuis que

hoe zou jij deze woorden uitspreken

1: parce que

2: presque

3: jusqu’ à

de uitspraak van de g

de Franse g klinkt niet als de Nederlandse g

végétarien

manger 

de Franse g

En voor alle andere letters dan i, e of y?

voor alle andere letters spreek je de g uit zoals in het woord goal

les legumes [leeguum]

regarder [regaardee]

goût [ goe]

probeer zelf

grâce à

la gorge

als de g niet gevolgd wordt door een i, e of y

le son s

de s spreek je meestal niet uit in het Frans

Luister maar naar de woorden

# 

tu es

jamais

tu prends

nu jij

je suis

des médicaments

tu as

de s hoor je niet

Nog een paar voca woorden 

- le dos

- le corps

- sans

- les doigts

- le bras

- le temps

wanneer de s gevolgd wordt door een klinker of een stomme h spreek je de s uit als een z

pas encore

nous avons

les animaux

de s als z

Hoe maak je de passé composé?

1. avoir + voltooid deelw.
2. être + voltooid deelw.
3. avoir of être + voltooid deelw.
4. avoir en être + voltooid deelw.

wij hebben gegeten

1. nous avons mangé
2. on a mangé
3. nous sommes mangé
4. on est mangé

Kijk- en luisterfragment

Je gaat kijken en luisteren naar een fragment en hierover vragen beantwoorden

Départ

1. Après ce cours tu sais:

• parler de ton week-end dernier

Praten over je weekend

• Bekijk het schema
• In de p.c. voor de acties
  --> J'ai mangé 
• In de imp hoe het was
  --> c'était bon

Hoe zeg je:
"Afgelopen weekend heb ik pizza gegeten. "

Vertel nog 2 dingen die je in het weekend gedaan hebt

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.

00:10

Wat doet Alice 's ochtends

1. tv kijken,met haar zus , broodje
2. radio luisteren, met broer, eitje
3. tekenfilm, met broertje, ontbijtgranen
4. boek lezen, alleen, koffie

00:20

Wat doet ze daarna (tijd, actie, wie)

00:33

Wat zijn 'tâches ménagères'?

00:51

Hoe laat gaat ze naar haar grootouders?

1. 5 uur 's middags
2. half 6 's avonds
3. 7 uur 's avonds
4. half 8 's avonds

01:06

Noem één ding dat ze bij haar grootouders doet