Workshop examentraining

Workshop examentraining
Na deze workshop...
  • weet je hoe je het lezen van een examentekst kunt aanpakken
  • weet je hoe je het beantwoorden van een examenvraag kunt aanpakken 
  • weet je waar een goed antwoord op een examenvraag bij Nederlands aan moet voldoen            code Classroom: gpo2vum (met extra informatie)
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Workshop examentraining
Na deze workshop...
  • weet je hoe je het lezen van een examentekst kunt aanpakken
  • weet je hoe je het beantwoorden van een examenvraag kunt aanpakken 
  • weet je waar een goed antwoord op een examenvraag bij Nederlands aan moet voldoen            code Classroom: gpo2vum (met extra informatie)

Slide 1 - Tekstslide

Welke kennis/vaardigheid wil jij aan het eind van deze examentraining meenemen?

Slide 2 - Woordweb

Wat zijn jouw sterke kanten bij leesvaardigheid?

Slide 3 - Open vraag

Aan welke punten van leesvaardigheid moet jij nog werken voor het CE?

Slide 4 - Open vraag

informatie examen Nederlands
Zie Classroom examentraining 
- informatie en tips
- oefensets voor het nieuwe examen
- filmpjes met tips en informatie 

Slide 5 - Tekstslide

Lezen Tekst 1: hoe ga jij te werk?

Slide 6 - Open vraag

Een examentekst lezen
  • Bekijk de tekst en de vragen
    Hoe lang is de tekst? Hoeveel vragen zitten erbij? Zitten er tekstfragmenten bij? 
  • Lees de titel en de bron
  • Lees de tekst aandachtig --> omcirkel signaalwoorden, markeer kernzinnen en zet eventuele functiewoorden naast de tekst etc. 

Slide 7 - Tekstslide

Tekst 1: Altijd een oogje in het zeil
De docent leest de tekst hardop voor. Jij maakt ondertussen aantekeningen in de tekst: omcirkel signaalwoorden, markeer kernzinnen en zet functiewoorden naast de alinea's. Kortom: lees, luister en schrijf actief mee! 

Slide 8 - Tekstslide

Lever een foto van je tekst in bij de opdracht op Classroom 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe doet de docent dit?
Bekijk op Classroom (gpo2vum) de tekst van de docent. Vergelijk jouw tekst hiermee. 
Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? 

Slide 10 - Tekstslide

Wat heb jij anders gedaan dan de docent? En wat heb je hetzelfde gedaan?

Slide 11 - Open vraag

Welk element van de tekst van de docent zou jij over willen nemen?

Slide 12 - Open vraag

Stappenplan bij vragen: 
  1. Lees de vraag goed : ken je alle woorden? Begrijp je wat er van je wordt verwacht? Examenvragen zijn complex, dus neem je tijd om elke vraag goed te lezen. 
  2. Onderstreep/markeer de belangrijkste delen van de vraag: welke onderdelen moeten terugkomen in je antwoord? Kijk ook naar het aantal punten dat je voor deze vraag kunt verdienen. 
  3. Bepaal welke leesstrategie je moet gebruiken voor deze vraag: elke vraag (kopjes, hoofdgedachte, leg uit etc.) heeft zijn eigen strategie. Zet deze goed in. 
  4. Gebruik (een gedeelte van) de vraag in je antwoord als er staat: geef antwoord in een of meer volledige zinnen… Let op! Deze herhaling telt niet mee voor het aantal woorden
  5. Antwoord in hele zinnen en begin met een hoofdletter en eindig met een punt
  6. Controleer of je antwoord daadwerkelijk ingaat op de vraag en of het antwoord echt in de tekst staat of daar zo dicht mogelijk bij blijft: kijk of de onderstreepte delen terugkomen in jouw antwoord en of je antwoord correspondeert met het aantal te behalen punten 
  7. Controleer op spelling, zinsopbouw en formulering
* De dikgedrukte tekst geldt voor elke vraag. De andere tekst geldt alleen voor vragen waarbij je in hele zinnen moet antwoorden 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

1. noteer de nummers van die drie manieren.

Slide 15 - Open vraag

2. "Het recht om te verdwalen leerde mij juist om de weg terug te vinden"
Waar leidt 'verdwalen' uiteindelijk toe volgens zowel Gabriels (alinea 7) als de auteur van tekst 1?

Slide 16 - Open vraag

Maak voor jezelf vraag 4, 5 en 9
Klaar? Ga verder met de vragen
We bespreken deze vragen na 10 minuten
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

4. Citeer de woordgroep waarmee zorg ook wordt aangeduid in tekst 1.

Slide 18 - Open vraag

5. Welk gevolg is dat?

Slide 19 - Open vraag

9. Geef in eigen woorden weer welke verschillende relativeringen voor dit negatieve effect worden gegeven.

Slide 20 - Open vraag

10. Welke omschrijving vat het best samen welk antwoord tekst 1 geeft op die vragen?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 21 - Quizvraag

Waarom zijn de antwoorden A, B, en D fout?

Slide 22 - Open vraag

Lees voor jezelf tekst 2
Klaar?
Ga verder met de vragen:
12 en 15
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

12. Noteer onder elkaar in welke drie opzichten internationalisering volgens tekst 2 breder is. Gebruik hele zinnen.

Slide 24 - Open vraag

15. Welke drie van deze voorstellen worden in tekst 2 genoemd?

Slide 25 - Open vraag

Lees voor jezelf tekst 3
Klaar?
Ga verder met de vragen:
18, 20, 22, 23 en 25
timer
30:00

Slide 26 - Tekstslide

18. Noteer de nummers van de twee citaten waaruit door de toon weinig geloof blijkt in de goede bedoelingen van de universitaire bestuurders

Slide 27 - Open vraag

20. Bij welke alinea begint deel 1?
A
alinea 2
B
alinea 4
C
alinea 3
D
alinea 5

Slide 28 - Quizvraag

vraag 22: 

Slide 29 - Tekstslide

23. Welke drogreden is dat?
A
cirkelredenering
B
onjuist beroep op autoriteit
C
onjuist beroep op een oorzaak-gevolgschema
D
overhaaste generalisatie

Slide 30 - Quizvraag

waarom is het goede antwoord 'C'?

Slide 31 - Open vraag

25. Van welk argumentatieschema wordt vooral gebruikgemaakt om deze voorstellen te verdedigen?
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voorbeelden

Slide 32 - Quizvraag

samen maken: overkoepelende vragen bij tekst 2 en 3
vraag 29, 30 en 31

werk in drietallen. Maak samen vraag 29, 30 en 31. 
Lever jullie antwoorden in via Classroom. 

Slide 33 - Tekstslide

Ik vond deze examentraining?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Wat neem je mee uit deze examentraining?

Slide 35 - Woordweb

Volgend jaar wordt deze les nog een keer gegeven. Wat moet er anders?

Slide 36 - Woordweb