v4H5 exit

Instructie
Deze LessonUp is bestemd voor V4 als voorbereiding op toetsweek 1. De vragen behandelen enkele onderwerpen die je ook op de toets zou kunnen verwachten maar dan zonder verdere context. Na iedere vraag staan steeds uitwerkingen die zowel naar het correcte antwoord als naar de incorrecte antwoorden leiden. 
Succes!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Instructie
Deze LessonUp is bestemd voor V4 als voorbereiding op toetsweek 1. De vragen behandelen enkele onderwerpen die je ook op de toets zou kunnen verwachten maar dan zonder verdere context. Na iedere vraag staan steeds uitwerkingen die zowel naar het correcte antwoord als naar de incorrecte antwoorden leiden. 
Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Wat voor soort mengsel vormen water en metaalpoeder?
A
Een oplossing
B
Een emulsie
C
Een suspensie
D
Een tweelagensysteem

Slide 2 - Quizvraag

Toelichting
Metaalpoeder (een vaste stof) lost niet op in water, de stukjes metaal blijven een vaste stof.
Wanneer een vaste stof oplost in water, zie je deze 'verdwijnen'. Er ontstaat een oplossing.
Een emulsie is een mengsel van twee vloeistoffen die niet met elkaar mengen.
Een fijn verdeelde (poederachtige) vaste stof die niet oplost in water vormt met water een suspensie.
Een emulsie ontstaat alleen als je twee vloeistoffen die niet goed met elkaar kunnen mengen goed schudt. De emulsie die dan ontstaat, zal na enige tijd vanzelf scheiden in twee vloeistoflagen, waarbij de ene laag op de andere drijft. Die twee lagen op elkaar heet een tweelagensysteem.

Slide 3 - Tekstslide

Is zonnebloemolie een hydrofiele of een hydrofobe stof?
A
Hydrofiel
B
Hydrofoob

Slide 4 - Quizvraag

Toelichting
Hydrofiele (hydro: water, fiel: houdt van) stoffen mengen goed met water, hydrofobe (foob: is bang voor) stoffen mengen slecht of niet met water. Zonnebloemolie mengt niet goed met water. Zonnebloemolie is dus een hydrofobe stof.

Slide 5 - Tekstslide

Benoem de genummerde onderdelen in de tekening. Klik op de afbeelding om te vergroten.

Slide 6 - Open vraag

Toelichting
1: destillaat (de vloeistof die uit de koeler komt)
2: koeler (hier condenseert de damp tot vloeistof)
3: kolf (hierin zit het te scheiden mengsel van vloeistoffen)
4: erlenmeyer (hier vang je de vloeistof uit de koeler op)
5: residu (de (vloei)stof die achterblijft tijdens het destilleren)
6: thermometer (geeft de temperatuur van de damp aan)

Slide 7 - Tekstslide


Bereken de Rf-waarden van stoffen A en B in het chromatogram. V = punt tot waar de loopvloeistof is opgetrokken, P = potloodlijntje waar het mengsel van A en B op is aangebracht. 

Slide 8 - Open vraag

Toelichting
                

in de afbeelding rechts. Oftewel: afstand die de 
stof vanaf het potloodlijntje heeft afgelegd gedeeld door de afstand die de loopvloeistof sinds het potloodlijntje heeft afgelegd. Voor het gevraagde chromatogram is dat: 
Rf=BA
Rf,A=(224)(184)=0,78
Rf,B=(224)(104)=0,33

Slide 9 - Tekstslide

Wat zie je in de afbeelding?
A
Een schets van de reactiesnelheid
B
Een energiediagram
C
Een grafiek van de reactievergelijking
D
Een chemische reactie

Slide 10 - Quizvraag

Toelichting
In de afbeelding zie je een energiediagram. In een energiediagram zijn meerdere dingen af te lezen:
- de ligging van de energieniveaus van de beginstoffen ten opzichte van de reactieproducten;
- de hoogte van de benodigde activeringsenergie (energie die nodig is om de chemische reactie te starten);
- de reactie-energie (totale hoeveelheid energie die nodig is of juist vrijkomt bij een chemische reactie).

Slide 11 - Tekstslide

Hoort dit energiediagram bij een exotherme of een endotherme reactie?
A
Exotherm
B
Endotherm

Slide 12 - Quizvraag

Toelichting
Dit energiediagram hoort bij een exotherme reactie.  Ligt het energie-niveau van de beginstoffen hoger dan dat van de reactieproducten, dan komt er energie vrij bij de reactie, bijvoorbeeld in de vorm van warmte. Een voorbeeld van een exotherme reactie is een verbrandingsreactie.
Ligt het energieniveau van de reactieproducten juist hoger dan dat van de beginstoffen, dan spreek je van een endotherme reactie. Om zo'n reactie te laten verlopen, moet het reactiemengsel energie (bijv. warmte) uit de omgeving opnemen. Voorbeeld is de fotosynthesereactie in bladgroen.

Slide 13 - Tekstslide

Als je magnesiumblokjes in zoutzuur doet, volgt een chemische reactie. Leg uit wat het effect is op de reactiesnelheid als je magnesiumpoeder zou gebruiken in plaats van een blokje.

Slide 14 - Open vraag

Toelichting
Een blokje magnesium en magnesiumpoeder verschillen slechts in de verdelingsgraad. Magnesiumpoeder heeft een hogere verdelingsgraad dan een blokje magnesium. Voor de reactiesnelheid geldt: deze neemt toe als de verdelingsgraad groter wordt. Het gebruik van magnesiumpoeder in plaats van een blokje magnesium leidt dus tot een hogere reactiesnelheid.

Slide 15 - Tekstslide

Verklaar aan de hand van het botsende-deeltjesmodel waarom oxaalzuuroplossing van 20 g/L sneller met magnesium reageert dan oxaalzuuroplossing van 10 g/L.

Slide 16 - Open vraag

Toelichting
Oxaalzuuroplossing van 20 g/L heeft een hogere concentratie dan oxaalzuuroplossing van 10 g/L. Hoe hoger de concentratie, hoe hoger de reactiesnelheid. Met het BDM is dat te verklaren: een hogere concentratie leidt op microniveau tot meer botsingen tussen de reagerende deeltjes per seconde. Hoe hoger het aantal botsingen per seconde, hoe hoger ook het aantal effectieve botsingen (botsingen die tot een chemische reactie leiden) per seconde. En dat leidt weer tot een hogere reactiesnelheid.

Slide 17 - Tekstslide