Gouden Eeuw: overzichtelijk en praktisch

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Les openen met een inspirerende opening door middel van een verhaal. In deze les het verhaal van Hugo de Groot die in een boekenkist ontsnapt uit slot Loevestein.
Dit doen we op een leuke manier. Er staan drie stoelen voor de klas waarop drie studenten zitten met de rug naar de klas. Drie studenten lezen ieder een stuk uit het boek van Arend van Dam (verhaal Hugo de Groot). Wanneer de student voorleest kunnen de drie hun stoel eventueel omdraaien. Vooraf vertellen de studenten waar ze op gaan letten bij het voorlezen!

Slide 2 - Tekstslide

In deze eerste stap gaan de studenten bij elkaar zitten en krijgen zij een groot vel waarop ze in tien minuten tijd een poster maken met daarop de belangrijkste kennisinhouden van tijdvak 6. Dit doen ze met hun eigen voorbereiding in de hand. Daarnaast zijn er een aantal vragen die ze moeten beantwoorden op hun poster. Die staan genoemd op de volgende dia.
De afbeelding is van de Beemster en staat in de canon genoemd. Hierover eventueel kort hierover iets vragen/vertellen. Je kunt ook de clip van de canonwebsite op de volgende slide laten zien.

Slide 3 - Video

De canonclip van de Beemster bekijken met de studenten. Deze is op het niveau van de middelbare school.
Bruikbaar voor de bovenbouw?
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Dit zijn de vragen die de studenten kunnen beantwoorden op hun poster. Ze hebben 15 minuten de tijd om hun poster te maken!
Wanneer de 15 minuten voorbij zijn komen in de volgende slides de vragen terug en kunnen de studenten toevoegingen doen aan het woordweb vanuit hun eigen poster.
Politieke
gebeurtenissen

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Economisch
belangrijk

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke
personen

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Jaartallen en de
gebeurtenissen

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Hier de volgende stap.
Op de achtergrond de gouden bocht in de Amsterdamse grachtengordel.

Hier de kennisinhoud van de website entoen.nu 
Hier de mogelijkheid nemen wanneer de tijd het toelaat iets te vertellen.

De Amsterdamse grachtengordel is op luchtfoto’s en kaarten onmiddellijk te herkennen dankzij de karakteristieke halfronde vorm van Herengracht, Keizersgracht en Prinsengracht in het centrum van de stad. De grachtengordel is een goed voorbeeld van een Hollandse stadsuitbreiding in de zeventiende eeuw. Door de vloedgolf van nieuwkomers werden de stadsbestuurders en stedelingen in het welvarende westen van de Republiek vanaf het einde van de zestiende eeuw geconfronteerd met overvolle steden, woningnood en ruimtegebrek. Een vergroting van de stedelijke ruimte was onvermijdelijk. Maar hoe moest zo’n stadsuitbreiding worden verwezenlijkt en wat moest voorop staan: nuttigheidsoverwegingen of esthetische uitgangspunten zoals die waren geformuleerd in de populaire traktaten over de ideale stad?

In Amsterdam was aan het einde van de zestiende eeuw een voorzichtig begin gemaakt met de vergroting van de stedelijke ruimte. De grote uitbreiding volgde pas vanaf 1613 toen de drie genoemde grachten tot aan de huidige Leidsegracht werden gegraven, een nieuw westelijk havengebied werd gerealiseerd door de aanleg van drie rechthoekige eilanden en ten westen van de grachten een nieuwe buurt werd ontwikkeld, de Jordaan. Dat gebeurde allemaal volgens een totaalplan, waarbij verschillende partijen betrokken waren: het stadsbestuur, de stadhouder, de Staten van Holland en de stadstimmerman Hendrick Jacobszoon Staets. Het betrof dan ook een groots project. Er moest grond worden onteigend, nieuwe verdedigingswerken worden aangelegd en geld worden vrijgemaakt om de onderneming te financieren.
In het plan waren nut en schoonheid gecombineerd. Waar mogelijk werd gebruik gemaakt van strakke geometrische vormen, waardoor de stadsuitbreiding opvalt door een consequente rechtlijnigheid. Daarnaast was er gestreefd naar een geografische scheiding van de verschillende stedelijke functies. De nieuwe Westelijke Eilanden boden vooral plaats aan werven en scheepvaartbedrijven, terwijl in de Jordaan ruimte was voor woningen en kleine bedrijven. De grachten hadden een exclusief residentiële functie. Er verrezen tal van ‘stadspaleisjes’ van rijke kooplieden, bankiers, stadsbestuurders en andere kapitaalkrachtige Amsterdammers.

In de jaren tussen 1656 en 1662 werden de grachten doorgetrokken, tot over de Amstel, waardoor het Amsterdamse centrum zijn huidige vorm kreeg. In de inrichting werd de lijn van de eerste fase voortgezet: nieuwe, nog mooiere en grotere grachtenpanden sierden dit nieuwe gedeelte. De Gouden Bocht van de Herengracht kan daardoor tot op de dag van vandaag gelden als een symbool van de rijkdom van de Gouden Eeuw.

Die Gouden Eeuw liep ten tijde van de laatste uitbreiding overigens al ten einde. De uitleg van 1662 bleek dan ook te optimistisch. Ten oosten van de Amstel bleef de nieuw gewonnen stedelijke ruimte tot ver in de negentiende eeuw opvallend leeg.

Tegenwoordig geldt de grachtengordel als een herkenbaar voorbeeld van typische Hollandse stedelijkheid. De kleinschaligheid, het water in de stad, de talloze fietsen, de levendige binnenstad, ziedaar de kenmerken van een echte Hollandse stad.


timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Stap drie wordt hier duidelijk uitgelegd. Op de achtergrond de Atlas Major Blaeu. Ook hiervoor hebben de studenten een kwartier de tijd.

Hieronder de kennisinhoud van de Atlas Major Blaeu van de website entoen.nu



Wereldberoemd zijn de atlassen en kaarten die in de zeventiende eeuw zijn gedrukt in het bedrijf van de familie Blaeu in Amsterdam. De Republiek beleefde haar Gouden Eeuw en Amsterdam was het alsmaar groeiende centrum van internationale handel, overzeese expansie en rijkdom. In zo'n stad bestonden de internationale contacten, de financiële middelen én de afzetmarkt om een bloeiende uitgeverij van kaarten en atlassen te beginnen. Niet alleen waren er voldoende zeelieden en kooplieden die behoefte hadden aan betrouwbare navigatiemiddelen, ook bleken tal van welgestelde burgers nieuwsgierig naar de wereld achter de horizon. Zij waren bereid geld uit te geven aan luxueus uitgegeven atlassen of fraaie aard- en hemelglobes.

Helemaal nieuw was deze markt niet. Vanaf de laatste decennia van de zestiende eeuw hadden zogenaamde 'caertschrijvers' in Enkhuizen en Edam op basis van buitenlandse voorbeelden gezocht naar geschikte kaarten voor zeelieden en geïnteresseerde burgers. Willem Janszoon Blaeu speelde hier op in, met kennis van zaken en een goed zakelijk instinct. Na een leertijd bij de beroemde Deense astronoom Tycho Brahe, vestigde hij een eigen drukkerij en uitgeverij in Amsterdam. Vanaf zijn allereerste gedrukte kaarten (die uit 1605 dateren) viel hij op door kwaliteit en vernieuwingen. Blaeu ging er niet zelf op uit om metingen te doen. Hij ontwierp zijn kaarten op basis van bestaand kaartmateriaal, aangevuld met kennis die hij haalde uit scheepsjournaals, reisverslagen en gesprekken met zeelieden. Met zijn kaarten en atlassen verwierf Blaeu een internationale reputatie.

Na zijn dood in 1638 nam zijn zoon Joan het bedrijf over. Hij wist het familiebedrijf tot nog grotere bloei te brengen en bracht tal van nieuwe kaarten en atlassen uit, waaronder de befaamde Atlas Maior, die vanaf 1662 in verschillende edities en talen op de markt werd gebracht. In bijna zeshonderd kaarten en enkele duizenden pagina's beschrijvingen wilde deze meerdelige atlas de toenmalige wereld in kaart brengen. De atlas illustreerde hoe de kennis van de wereld door ontdekkingsreizen en handelscontacten was toegenomen. Tegelijkertijd was de atlas een gewild statussymbool, gedrukt op folioformaat, en naar wens in te binden in kostbaar leer. De kaarten zelf waren prachtig uitgevoerd, maar zelden origineel. Zij waren vaak al eerder uitgegeven, soms verouderd en meestal niet helemaal correct. Aan de waardering deed dat alles nauwelijks af. Blaeu had met zijn Atlas Maior de toenmalige wereld binnen handbereik gebracht, in de mooist denkbare uitvoering.


timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht is duidelijk weergegeven op de slide. Zet ook hier de timer aan.

Wellicht een stukje voorlezen, maar in ieder geval laten zien: 'Koers pal noord' van John Brosens.

Op de afbeelding Michiel de Ruyter. Hier even het boekje van Michiel laten zien ter inspiratie van jongere kinderen.

Hieronder de informatie over de Ruyter van de website van entoen.nu



De Republiek was een groot deel van de zeventiende eeuw in oorlog. In 1648 werd de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje afgesloten met de Vrede van Munster. Lang kon de Republiek daar niet van genieten. Conflicterende handelsbelangen leidden al snel tot twee zeeoorlogen met Engeland (1652-1654 en 1665-1667). In 1672 volgde een gezamenlijk Engels-Franse inval die de Republiek op de rand van de afgrond bracht. Zij overleefde echter en speelde in de decennia daarna een belangrijke rol in de internationale coalitie die zich keerde tegen de territoriale ambities van de Franse koning Lodewijk XIV.

De bestuurders van de kustprovincies presenteerden de Republiek ondertussen als een vredelievende zee- en handelsnatie die slechts met de grootste tegenzin oorlogen voerde om haar economische belangen te beschermen. In dit zelfbeeld waren vlootvoogden en zeelieden de grote helden. Zij werden bezongen in liedjes, hun levens en daden werden beschreven in populaire geschiedenisboekjes en de belangrijkste zeeslagen werden vastgelegd in schilderijen en prenten. Vlootvoogden die sneuvelden in de strijd konden rekenen op een monumentaal praalgraf.

Van alle zeventiende-eeuwse zeehelden is Michiel Adriaenszoon de Ruyter ongetwijfeld de beroemdste. Hij werd in 1607 in Vlissingen geboren als zoon van een eenvoudige bierdrager. Al snel werd duidelijk dat zijn toekomst op zee lag. Na enige tijd als touwslager werkzaam te zijn geweest bij Lampsins, de rijkste redersfamilie van Vlissingen, monsterde hij in 1618 als bootsmansjongen aan op zijn eerste schip. Het was het begin van een avontuurlijk zeemansleven. Als kaperkapitein, schout-bij-nacht en koopvaarder bevoer hij de wereldzeeën en beproefde hij zijn geluk. In 1652 meende hij voldoende fortuin te hebben vergaard om een rustig bestaan aan wal te leiden. Lang heeft De Ruyter niet van zijn rust genoten. Na het uitbreken van de Eerste Engelse Zeeoorlog bood de Zeeuwse Admiraliteit hem een functie aan. De Ruyter accepteerde haar, voor één tocht. Het bleek echter het begin van een nieuwe loopbaan die uitmondde in de hoogste functie in de marine, het luitenant-admiraalschap.

In 1667, midden in de Tweede Engelse Zeeoorlog, beleefde De Ruyter zijn grootste moment. Op aandringen van raadpensionaris Johan de Witt voerde hij de vloot aan die de Engelsen op eigen terrein een grote slag moest toebrengen. Het plan lukte. Een groot deel van de Engelse vloot werd in de Medway nabij Chatham vernietigd. De Ruyter werd vereerd als de nieuwe Hannibal.

In 1676 sneuvelde De Ruyter nabij Syracuse in een gevecht tegen de Fransen. Het had zijn laatste reis moeten zijn. In de Amsterdamse Nieuwe Kerk kreeg hij een marmeren praalgraf op de plek van het voormalige hoogaltaar.

timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Nu gaan we van de ideeën een top 5 maken. Dit doe je door stickers te geven aan de studenten waarvan ieder 3 krijgt. Zo ontstaat er een top 5.

Slide 14 - Tekstslide

Echt korte presentaties van de beste vijf ideeën.
Let op dat beeldvormers benoemd worden!

Slide 15 - Tekstslide

Slavernij is een onderwerp dat van alle tijden is en zeker niet door de Hollanders is uitgevonden in de Gouden Eeuw. Op deze afbeelding zie eenopstand van slaven in de Romeinse tijd. Wanneer de Romeinen een gebied veroverden, namen ze de lokale bevolking mee in slavernij. De opstand van Spartacus is de bekendste Romeinse opstand van slaven geweest.

De Derde Slavenopstand: Spartacus (73 – 71 v.Chr.)
Er is weinig bekend over de vroege jaren van Spartacus. Men denkt dat hij in Thrace (Balkan regio) geboren was en dat hij in het Romeinse leger zat. Hij werd als slaaf verkocht en vervolgens getraind bij een gladiatorenschool in Capua, ten noorden van Napels. In 73 v. Chr. wist hij te ontsnappen en vluchtte hij naar de berg Vesuvius, waar een groot aantal andere ontsnapte slaven zich bij hem aan aansloten. Hun opstand kwam bekend te staan als de Derde Slavenopstand of de Gladiatoren oorlog. Hij leidde zijn leger van weggelopen slaven, rond de 100.000 man, en wist een aantal Romeinse aanvallen neer te slaan. De tactieken die hij gebruikte staan vandaag de dag bekend als guerrillaoorlogvoering.

Slide 16 - Tekstslide

Sinds de grote oversteek door Columbus in 1492 vestigden zich Europeanen in wat de Nieuwe Wereld werd genoemd, ten koste van de inheemse bevolking. De Portugezen begonnen met rietsuikerplantages in Brazilië, en lieten die bewerken door slaven uit Afrika. Dat werd overgenomen door alle koloniserende Europese staten. Samen verscheepten zij in deze transatlantische slavenhandel in ruim tweehonderd jaar meer dan twaalf miljoen Afrikanen. Ruim 550.000 van hen werden getransporteerd door Nederlanders. Een enkele kunstenaar legde hun harde lot vast in een tekening.

Slide 17 - Tekstslide

Afrikaanse slaven
In het Atlantisch gebied maakten de Spanjaarden en de Portugezen eind 15e en begin 16e eeuw de dienst uit. Zij stichtten kolonies en zetten grootschalige plantages op. Aanvankelijk werden er Indianen gebruikt om op de plantages in de Nieuwe Wereld te werken. Maar toen veel van deze Indianen getroffen werden door besmettelijke ziektes, afkomstig uit Europa en Afrika, ontstond het idee dat arbeiders ergens anders vandaan gehaald moesten worden. “Een dominicaner monnik, De Las Casas, ging zo tekeer tegen de uitbuiting van de indianen op het eiland Santo Domingo dat de eigenaren van plantages en mijnen op zoek gingen naar vervangende werkkrachten.” De Afrikanen werden in die tijd met veel succes gebruikt op suikerrietplantages in Spanje en Portugal en het idee ontstond om de Afrikanen ook in de Nieuwe Wereld te gebruiken.
Inname van Brazilië
De Nederlandse handelaren sprongen hier op in. Nadat de Nederlanders in 1630 Brazilië veroverde begon de West Indische Compagnie (WIC) zich op het gebied van de slavenhandel te ontplooien. De nieuwe kolonie bracht Nederland ertoe om na 1635 een eigen geregelde Nederlandse slavenhandel op touw te zetten, omdat duidelijk werd dat een regelmatige aanvoer van slaven nodig was om een plantagecultuur op te bouwen. De Republiek ging zich zodoende steeds meer ontplooien op het gebied van de slavenhandel vanuit West-Afrika naar het Caribisch gebied. In 1634 nam de WIC het bewind over Curaçao van de Spanjaarden over. De WIC was het eiland binnengevallen omdat ze op zoek waren naar een uitvalsbasis voor de handel en de kaapvaart. Curaçao had de beste haven van het Caribisch gebied en een gunstige ligging als afzetgebied voor het vasteland van Midden- en Zuid-Amerika. Omstreeks dezelfde tijd ging ook Johan Maurits, gouverneur-generaal van Brazilië, op reis om gebied aan de West-Afrikaanse kust te veroveren op de Portugezen. Hij slaagde erin fort d’Elmina op de Goudkust te veroveren en door te stoten naar Luanda in Angola. Met de inname van deze forten kon de Nederlandse slavenhandel van start gaan in 1637.

Slide 18 - Tekstslide

Inname van Brazilië
De Nederlandse handelaren sprongen hier op in. Nadat de Nederlanders in 1630 Brazilië veroverde begon de West Indische Compagnie (WIC) zich op het gebied van de slavenhandel te ontplooien. De nieuwe kolonie bracht Nederland ertoe om na 1635 een eigen geregelde Nederlandse slavenhandel op touw te zetten, omdat duidelijk werd dat een regelmatige aanvoer van slaven nodig was om een plantagecultuur op te bouwen. De Republiek ging zich zodoende steeds meer ontplooien op het gebied van de slavenhandel vanuit West-Afrika naar het Caribisch gebied. In 1634 nam de WIC het bewind over Curaçao van de Spanjaarden over. De WIC was het eiland binnengevallen omdat ze op zoek waren naar een uitvalsbasis voor de handel en de kaapvaart. Curaçao had de beste haven van het Caribisch gebied en een gunstige ligging als afzetgebied voor het vasteland van Midden- en Zuid-Amerika. Omstreeks dezelfde tijd ging ook Johan Maurits, gouverneur-generaal van Brazilië, op reis om gebied aan de West-Afrikaanse kust te veroveren op de Portugezen. Hij slaagde erin fort d’Elmina op de Goudkust te veroveren en door te stoten naar Luanda in Angola. Met de inname van deze forten kon de Nederlandse slavenhandel van start gaan in 1637.

Slide 19 - Tekstslide

Nederlandse Slavenhandel
De Nederlanders hadden dus een aantal vaste steunpunten aan de Afrikaanse kust verworven. Het leek de WIC voor de wind te gaan. Maar toen Nederland in 1654 Brazilië verloor, ging de WIC een andere koers varen. In die tijd begonnen de Fransen en de Engelsen ook hun pijlen te richten op het Caribisch gebied en het gebruik van slaven. Van een ingeslapen uithoek van het koloniale rijk ontwikkelden de West-Indische eilanden zich tot ‘darlings of empire’. De Nederlandse slavenhandelaren gaven het Caribische gebied een stimulans door de Franse en Engelse kolonisten aan te moedigen suikerriet te gaan verbouwen in hun nieuw verworven gebieden. Zij hadden daar mankracht voor nodig. Vanaf 1658 begon de aanvoer van slaven naar Curaçao op gang te komen. De slaven waren aangevoerd vanuit West-Afrika en werden verkocht op de slavenmarkt op Curaçao. Al snel groeide de markt op Curaçao uit tot de belangrijkste regionale slavenmarkt door de toenemende suikerproductie op de kolonies rondom het Nederlandse eiland.

Slide 20 - Tekstslide

De slaven waren winstgevende handelswaar. Bij de inkoop keek men goed naar gezondheid en fysiek welzijn. Het was in het belang van de handelaar dat de slaven in goede staat de tocht overleefden. Om zoveel mogelijk slaven te vervoeren werd in het schip een extra dek gebouwd, de ‘koebrug’. Dit dek kon op de terugweg weer weggehaald worden om plaats te maken voor andere lading. De koebrug was laag. Men kon alleen liggen.
Op een oppervlak van 5 bij 25 meter werden ongeveer driehonderd personen gestopt. Ongeveer 15 procent overleefde de tocht niet. De omstandigheden van de bemanning was niet veel beter. Hitte en tropische ziektes eisten hun tol. Van vers voedsel was geen sprake en bedorven water werd gezeefd gedronken. De bemanning werd streng gestraft voor begane misdrijven.
De oversteek duurde zes weken, maar een schip haalde zijn slaven vaak op meerdere plekken. Voor slaven was de echte reistijd veel langer. Soms zelfs vier maanden.

Slide 21 - Tekstslide

In het licht van de Verlichting verandert de houding ten opzichte van slavernij. William Wilberforce is een van de abolutionisten.

In 1784 werd hij op relatief jonge leeftijd lid van het Lagerhuis. Een jaar later, in 1785 werd hij christen, hetgeen resulteerde in een enorme verandering in zijn levensstijl en een levenslange toewijding aan het verbeteren van de leefomstandigheden van zijn medemens. Zo werkte hij aan sociale hervormingen, voornamelijk waar het ging om werkcondities van arbeiders. Werknemers moesten in die tijd buitengewoon lange dagen werken, hun gezinnen kwamen in groten getale in de steden wonen en leefden daar in mensonwaardige omstandigheden.
Lady Middleton, de echtgenote van politicus Sir Charles Middleton, benaderde hem en vroeg om zijn invloed tegen de slavenhandel te gebruiken. Op 12 mei 1789 deed hij zijn eerste toespraak tegen de slavernij en vanaf toen was hij een van de leidende figuren in de beweging. Alhoewel de meeste van zijn (Tory) partijgenoten niet meewerkten, hield hij vol en uiteindelijk werd in 1807 een wet aangenomen die slavenhandel illegaal maakte. Hiervoor had hij wel de hulp van de Whigs, en vooral hun leider in het House of Lords William Grenville, nodig.
Na zijn pensionering in 1825 speelde hij geen belangrijke rol meer. Zijn collega Thomas Fowell Buxton nam zijn taak over en leidde de beweging in het parlement. Een maand na zijn dood werd de Slavery Abolition Act aangenomen. Alle slaven in het Britse Rijk kregen hierdoor hun vrijheid terug.
Wilberforce zette zich in voor de Britse Oost-Indische Compagnie en wist enkele bijkomende clausules los te krijgen nadat de overeenkomst vernieuwd moest worden. Het ging hierbij vooral om het verkrijgen van bepaalde rechten voor het Britse Rijk in het oosten. Zijn werk resulteerde in de oprichting van het bisdom van Calcutta.
William Wilberforce was een van de stichtende leden van de Royal Society for the Prevention of Cruelty to Animals.

Slide 22 - Tekstslide

In 1863 schaft Nederland als een van de laatste landen slavernij af.

Aan het einde van de achttiende eeuw nam de verontwaardiging over de slavenhandel toe, ook in Nederland, al overheersten in de discussies vaak de belangen van de slavenhouders. Onder druk van de Engelsen werd de slavenhandel in 1814 verboden. Pas op 1 juli 1863 volgde in Nederland de afschaffing van slavenarbeid en slavernij, als een van de laatste landen in Europa.

Op de afbeelding het monument voor de slavernij in het Rotterdamse Lloydkwartier.
Rampjaar 1672
1672!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rampjaar 1672

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht Rampjaar 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In break-out rooms (in groepjes van 3-4)
Prins Willem III
Johan de Witt
Cornelis de Witt
King Charles II
Koning Lodewijk XIV
Michiel de Ruyter
Maximiliaan Hendrik van Beieren
Bernhard van Galen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies