Langdurig gamen of kijken naar een iPad/mobiele telefoon kan leiden tot ernstige .
te bolle
verziendheid
te platte
bijziendheid
te lange
te korte
positieve (+)
negatieve (-)
Slide 2 - Sleepvraag
Als ik wil scherpstellen op een voorwerp dat dichtbij is, dan de kringspiertjes
van het/de , waardoor de lensbandjes komen te staan en de lens wordt.
strak
straalvormig lichaam
iris
slap
ontspannen
spannen (aan)
boller
platter
Slide 3 - Sleepvraag
receptoren die pijn waarnemen aan uiteinden van bepaalde zenuwen zijn pijnreceptoren
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
de situatie waarin je voorwerpen van veraf niet scherp ziet en voorwerpen van dichtbij wel heet:
A
accommoderen
B
bijziend
C
pupilreflex
D
verziend
Slide 5 - Quizvraag
Aangespannen lensbanden in het oog zorgen voor een
A
plattere vorm van de ooglens
B
bollere vorm van de ooglens
C
natuurlijke spanning van de ooglens
D
samentrekken van het hoornvlies
Slide 6 - Quizvraag
Met 1 oog kan je geen diepte zien
A
Goed
B
Fout
Slide 7 - Quizvraag
Van binnen in het oog naar buiten kom je drie lagen tegen, wat is de juiste volgorde?
A
Netvlies, Vaatvlies, harde oogvlies
B
Vaatvlies, Netvlies, harde oogvlies
C
Harde oogvlies, vaatvlies, netvlies
Slide 8 - Quizvraag
Als je een lens los zou halen uit het oog, is het dan bol of plat?
A
bol
B
plat
Slide 9 - Quizvraag
Mo ziet niet goed. Veraf is alles onscherp. Bij hem
A
Is de oogbol te lang, hij heeft een + bril nodig
B
is de oogbol te lang, hij heeft een - bril nodig
C
is de oogbol te kort, hij heeft een - bril nodig
D
is de oogbol te kort, hij heeft een + bril nodig
Slide 10 - Quizvraag
Lichtreceptoren kunnen ook impulsen versturen bij druk. Druk maar eens op je oog. Is de prikkeldrempel voor niet-adequate prikkels hoger of lager?
A
Hoger
B
Lager
Slide 11 - Quizvraag
Als je een lens los zou halen uit het oog, is de lens dan bol of plat?
A
bol
B
plat
Slide 12 - Quizvraag
Hoe heet de vlek waar de oogzenuw het oog verlaat?
A
Gele vlek
B
Zwarte vlek
C
Blinde vlek
D
Onzichtbare vlek
Slide 13 - Quizvraag
De ziekte van Alzheimer is een vorm van ouderdomsdementie. Amerikaanse onderzoekers hebben onlangs een test beschreven waarmee de ziekte van Alzheimer kan worden vastgesteld. Ze druppelen tropicamide in een oog van de te onderzoeken persoon. Bij Alzheimerpatiënten leidt dit tot een aanzienlijk grotere verwijding van de pupil dan bij andere mensen. Tropicamide wordt gewoonlijk toegepast door oogartsen die via de pupil het netvlies willen bekijken.
De wijdte van de pupil wordt geregeld via de pupilreflex. Waardoor wordt de pupil verwijd?
A
door het samentrekken van de kringspier in de iris
B
door het samentrekken van de kringspier in het straalvormig lichaam
C
door het samentrekken van de straalsgewijs verlopende spier in de iris
Slide 14 - Quizvraag
Lichtstralen die ons oog binnenkomen worden gebroken. Er treedt breking van licht op door
A
het hoornvlies en door de pupil
B
uitsluitend de ooglens
C
het hoornvlies en door de ooglens
D
de ooglens en door het netvlies
Slide 15 - Quizvraag
Hoe heet de middelste laag van de wand van een oog?
A
Het harde oogvlies
B
Het netvlies
C
Het vaatvlies
Slide 16 - Quizvraag
Wanneer een voorwerp steeds dichterbij komt, wordt de lens steeds …(1)… en het straalvormig lichaam …(2)... steeds meer.
(tip: die laatste kan je voelen in je oog als je scherpstelt op iets heel dichtbij)
A
1: boller
2: ontspant
B
1: boller
2: spant
C
1: platter
2: ontspant
D
1: platter
2: spant
Slide 17 - Quizvraag
Hoe heet nr 14 ?
A
straalvormig lichaam
B
lens
C
iris
D
pupil
Slide 18 - Quizvraag
Hoe heet nr 1 ?
A
Lens
B
Pupil
C
Iris
D
Hoornvlies
Slide 19 - Quizvraag
Waarom zijn onze ogen rood bij flitslicht? A. Waar komt de rode kleur vandaan? B. Waarom is deze kleur zichtbaar bij flitslicht?
A
A. De bloedvaatjes van het netvlies B. De pupil is wijd door het donker
B
A. De bloedvaatjes van het netvlies
B. het licht van de flitser weerkaatst
C
A. De bloedvaatjes van het vaatvlies
B. De pupil is wijd door het donker
D
A. De bloedvaatjes van het vaatvlies
B. Het licht van de flitser weerkaatst
Slide 20 - Quizvraag
Waar begint de reflexboog van de pupilreflex?
A
In de iris
B
In het hoornvlies
C
In het netvlies
D
in de pupil
Slide 21 - Quizvraag
Iemand wordt 's morgens vroeg wakker in zijn donkere slaapkamer. Hij doet het licht aan, terwijl hij nog slaperig voor zich uit staart. Over de veranderingen in de pupillen van zijn ogen in deze situatie worden vier beweringen gedaan. 1. De kringspieren in de irissen van zijn ogen trekken samen. 2. De kringspieren in de straalvormige lichamen van zijn ogen ontspannen. 3. De straalsgewijs verlopende spieren in de irissen van zijn ogen trekken samen. 4. De straalsgewijs verlopende spieren in de straalvormige lichamen van zijn ogen trekken samen. Welke bewering is juist?
A
bewering 1
B
bewering 2
C
bewering 3
D
bewering 4
Slide 22 - Quizvraag
Je schrikt. Welk deel van je autonome zenuwstelsel is actief? En wat gebeurt er met je pupilgrootte?
A
orthosympatisch-groter
B
orthosympatisch-kleiner
C
parasympatisch-groter
D
parasympatisch-kleiner
Slide 23 - Quizvraag
Hiernaast zie je het oog van iemand die
A
bijziend is.
B
verziend is.
C
blind is.
D
oudziend is.
Slide 24 - Quizvraag
Hoe ontstaat een impuls in het oog?
A
Een lichtimpuls raakt het netvlies
B
Zintuigcellen in netvlies reageren op lichtprikkel
C
De iris en de lens zetten prikkels om
Slide 25 - Quizvraag
Mark ziet niet goed. Veraf is alles onscherp. Hij is bijziend. Bij hem.......
A
is de oogbol te lang, hij heeft een + bril nodig
B
is de oogbol te lang, hij heeft een - bril nodig
C
is de oogbol te kort, hij heeft een - bril nodig
D
is de oogbol te kort, hij heeft een + bril nodig
Slide 26 - Quizvraag
Soms ontstaat er een scheurtje in het netvlies. Bijvoorbeeld doordat er tijdens het sporten een bal op het oog terechtkomt. Via het scheurtje kan er vocht tussen het netvlies het vaatvlies komen. Als dat gebeurt, laat het netvlies op die plek los van de onderliggende lagen. Dat heet een netvliesloslating. De zintuigen in het beschadigde deel van het netvlies blijven impulsen naar de hersenen sturen. De patiënten zien hierdoor lichtflitsen, zelfs al houden ze hun ogen dicht. Een netvliesloslating moet met spoed in het ziekenhuis worden behandeld, want het wordt steeds erger. Het kan zo erg worden dat het leidt tot blindheid. Waardoor zien deze patiënten de lichtflitsen?
A
Doordat er geen adequate prikkels in het netvlies ontstaan
B
Doordat de prikkels in het netvlies onder de drempelwaarde liggen.
C
Doordat het netvlies wel wordt geprikkeld, maar geen impulsen meer kan maken.
D
Doordat de hersenen de impulsen uit het netvlies niet in beelden kunnen vertalen.
Slide 27 - Quizvraag
In het netvlies van het menselijk oog bevinden zich kegeltjes en staafjes. Elk kegeltje is apart verbonden met één gevoelszenuwcel, terwijl meerdere staafjes samen met één gevoelszenuwcel verbonden zijn. Over de gevolgen van dit verschil in schakeling worden de volgende beweringen gedaan. 1. Door dit verschil in schakeling is de scherpte van het beeld dat met de staafjes wordt waargenomen groter dan de scherpte van het beeld dat met de kegeltjes wordt waargenomen. 2. Door dit verschil in schakeling kan met de kegeltjes kleur worden waargenomen en met de staafjes niet. Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
1 is juist
B
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn beiden onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Waardoor kun je blind zijn aan één oog?
A
Beschadigd optisch chiasma
B
Beschadigde visuele schors
C
Beschadigde oogzenuw
D
Beschadigd netvlies
Slide 29 - Quizvraag
In het netvlies van een oog van een inktvis liggen de zintuigcellaag en de zenuwcellaag, vergeleken met de ligging in het netvlies van een menselijk oog, in omgekeerde volgorde. Wat zal als gevolg hiervan bij een inktvisoog ontbreken?
A
de blinde vlek
B
de gele vlek
C
het vaatvlies
D
de pigmentlaag
Slide 30 - Quizvraag
In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
In het vaatvlies
B
In het netvlies
C
In het harde oogvlies
Slide 31 - Quizvraag
Bij veel mensen is één oog 'dominant' over het andere oog. Dat wil zeggen: bij het kijken met beide ogen wordt het beeld dat je ziet het meeste bepaald door het dominante oog. Jurriën kijkt met beide ogen naar een kerktoren in de verte. Hij steekt zijn duim op en houdt die op een denkbeeldige lijn tussen zijn ogen en de kerktoren. Vervolgens sluit hij zijn rechteroog. De duim lijkt als het ware naast de kerktoren te springen. Als hij zijn linkeroog sluit, verspringt de duim niet. Welk oog is dominant bij Jurriën?
A
linker oog
B
rechter oog
C
te weinig licht op de iris
D
te weinig licht op het netvlies
Slide 32 - Quizvraag
De adequate prikkel voor het oog is licht. Voor je oor is dit geluid. Het oog heeft
A
een hoge prikkeldrempel voor licht en een lage prikkeldrempel voor geluid
B
een lage prikkeldrempel voor licht en een hoge prikkeldrempel voor geluid
C
een lage prikkeldrempel voor licht en geluid
D
een hoge prikkeldrempel voor licht en geluid
Slide 33 - Quizvraag
Iemand kijkt met een 1 oog naar het midden van een zwarte schijf met een diameter van 50 cm. Deze schijf staat tegen een lichte achtergrond. De afstand van het oog tot de schijf bedraagt 20 cm. De schijf wordt nu langzaam van het oog verwijderd tot op een afstand van 10 meter. 1) Wordt het beeld van de schijf op het netvlies groter of kleiner? 2) Op welke wijze past de pupil zich aan bij de nieuwe situatie?