5.5 - actie en reactie

Thema 5: Waarnemen en reageren



Basisstof 5: actie en reactie
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Thema 5: Waarnemen en reageren



Basisstof 5: actie en reactie

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Afstemmen proefwerk datum
  • Herhaling 5.1 t/m 5.4
  • Uitleg 5.5 
  • Werktijd
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer toets thema 5?

A
29 mei
B
5 juni

Slide 3 - Quizvraag

Herhaling 5.1 t/m 5.4
Wat weet je nog?

Slide 4 - Tekstslide

Geluid is een
A
Impuls
B
Prikkel

Slide 5 - Quizvraag

Bij welk zintuig hoort dit orgaan?
A
gezichtszintuig
B
Gehoorzintuig
C
Reukzintuig
D
Smaakzintuig

Slide 6 - Quizvraag

Welke smaak hoort bij welk plaatje?
timer
1:00
Umami
Zout
Zuur
Bitter
Zoet

Slide 7 - Sleepvraag

Hoe heet onderdeel 10?
A
Oorschelp
B
Oorsmeerklier
C
Gehoorbeentjes
D
Slakkenhuis

Slide 8 - Quizvraag

Als je bijziend bent, dan is je lens te ...
A
bol
B
plat

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de functie van de hersenen?

Slide 10 - Open vraag

Wat is de functie van wenkbrauwen?

Slide 11 - Open vraag

Waar liggen de zintuigcellen van het oog?
A
iris
B
vaatvlies
C
hoornvlies
D
netvlies

Slide 12 - Quizvraag

Basisstof 5
Actie en reactie

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les:

  • Kun je uitleggen wat gedrag is en waardoor dit beïnvloed wordt.
  • Kun je de gevolgen van verslaving vertellen.
  • Kun je gedrag observeren en interpreteren.
  • Kun je voorbeelden van terugkoppeling geven.

Slide 14 - Tekstslide

Gedrag
  • Alles wat een mens/dier doet noemen we gedrag.
  • Gedrag is een reactie op een prikkel.
  • De reactie op een prikkel (je gedrag) is een respons.

Slide 15 - Tekstslide

Soorten prikkels
Inwendige prikkels zijn prikkels die in je lichaam ontstaan.

Uitwendige prikkels zijn prikkels die buiten je lichaam ontstaan.


Slide 16 - Tekstslide

De geur van frietjes is een
A
Uitwendige prikkel
B
Inwendige prikkel
C
Respons
D
Impuls

Slide 17 - Quizvraag

Honger hebben is een
A
Uitwendige prikkel
B
Inwendige prikkel
C
Respons
D
Impuls

Slide 18 - Quizvraag

Broodjes eten is een voorbeeld van een
A
Uitwendige prikkel
B
Inwendige prikkel
C
Respons
D
Impuls

Slide 19 - Quizvraag

Verslaving
Iemand met een verslaving heeft continue veel inwendige prikkels om een bepaald gedrag te vertonen. Deze prikkels verdwijnen pas als ze dit gedrag vertonen. (bijvoorbeeld: gamen, roken, gokken)

Het gedrag van iemand die verslaafd is veranderd, ze worden sneller boos, willen niet meer met vrienden zijn en spijbelen.

Slide 20 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een verslaving.

Slide 21 - Open vraag

Je kan verslaafd zijn aan fast food. (macd donalds, kfc, ect)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Groepsgedrag
Wanneer mensen hun gedrag aanpassen op de rest van de groep dan noemen we dit groepsgedrag.

Voorbeeld: Allemaal fan zijn van Ajax.

Slide 23 - Tekstslide

Groepsgedrag
Bij groepsgedrag is er dus een uitwendige prikkel (het gedrag van de groep) die jouw gedrag veranderd/beïnvloed. 

Slide 24 - Tekstslide

Groepsdruk
Soms vind je iets niet fijn, maar omdat iedereen het doet doe jij het ook. Dit komt door groepsdruk
Je wilt dan graag bij de groep horen. 

Slide 25 - Tekstslide

Groepsgedrag komt alleen voor bij mensen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Hormonen
Hormonen zijn speciale stoffen die veel processen in je lichaam regelen. Hormonen worden in speciale organen  gemaakt en gaan via het bloed naar de plekken waar ze nodig zijn.

Hormonen werken goed samen met je zenuwstelsel.

Slide 27 - Tekstslide

Terugkoppeling
Voorbeeld:

  1. Een hormoon zorgt ervoor dat je de inwendige prikkel ‘honger’ krijgt.
  2. Je respons is dat je een boterham eet.
  3. Een ander hormoon geeft na een tijdje de inwendige prikkel ‘geen honger meer’.
  4. Hierdoor stop je met eten. 

Dit noemen we terugkoppeling.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Adrenaline
Adrenaline is een stresshormoon, deze zorgt ervoor dat je snel kan reageren. 

ook zorgt adrenaline ervoor dat je tijdelijk geen pijn voelt.

Slide 30 - Tekstslide

Interpreteren
Interpreteren is een betekenis aan gedrag geven. Je bedenkt waarom een organisme iets doet.

Voorbeeld: De bonobo lacht, hij is blij.

Slide 31 - Tekstslide

Observeren
Bij observeren kijk je alleen naar wat het organisme doet. je geeft er dus GEEN betekenis aan.

Voorbeeld: De bonobo laat zijn tanden zien, hij staat in water.

Slide 32 - Tekstslide

Observatie en interpretatie

Juiste manier van gedrag interpreteren:

Observatie: Hij laat zijn tanden zien.
interpretatie: Apen laten hun tanden zien als ze zich bedreigd voelen. De bonobo voelt zich dus bedreigd.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Observatie en Interpretatie struisvogel klassikaal


Observatie? Wat zag je?

Interpretatie? Wat denk je dat dit betekent?

Slide 35 - Tekstslide

Buitenopdracht!
Ga in 3 of 4 tallen naar buiten. 
Zoek een organisme.

Maak een observatie en een interpretatie. 

Slide 36 - Tekstslide

Werktijd
  • Observatie / Interpretaties afmaken
  • Werken aan de opdrachten van 5.5
  • Klaar? 5.1 t/m 5.5 laten zien aan de juf. Start met thema 6. 
  • Oefentoets maken in learnbeat.

Slide 37 - Tekstslide