In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Lesopzet
K: presentatie paragraaf 3.3
Z: maak paragraaf 3.3 (tm vraag 6)
Klaar? Verder met je studiewijzer.
Slide 1 - Tekstslide
Vorige keer...
Lesdoel:
Je weet dat de koning in 1848 bijna al zijn macht verloor.
Je weet dat alle burgers grondrechten krijgen
Je weer dat het parlement de macht krijgt.
Slide 2 - Tekstslide
1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Zoon van prins Willem V wordt koning Willem I
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg
Nederland werd een constituionele monarchie
De koning heeft alle macht
Slide 3 - Tekstslide
1840-1848:
Koning Willem II
Conservatief: geen ruimte voor veranderingen
Regeert, min of meer, als absolute vorst
Moet niets weten van democratie
Slide 4 - Tekstslide
Paniek bij de vorsten
in heel Europa!
Ook in Den Haag... ...koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal
Slide 5 - Tekstslide
Gevolgen
De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:
Koning is onschendbaar
Ministeriële verantwoordelijkheid
Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook: voor de daden van de koning)
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Deze keer...
Lesdoel:
Je weet hoe arbeiders meer invloed in de politiek krijgen.
Slide 8 - Tekstslide
"De koning heeft alle macht" Welk begrip hoort hierbij?
A
abolutionisme
B
nationalisme
C
feminisme
D
absolutisme
Slide 9 - Quizvraag
Politieke stromingen
Liberalen
Confessionelen (protestanten & katholieken)
Socialisten (sociaaldemocraten & communisten).
Slide 10 - Tekstslide
Liberalen
(liber=vrij: voor vrijheid)
Aanhang: rijke burgers
Thorbecke
Politieke partij: Liberale Unie.
Overheid moet zich zo min mogelijk met het land bemoeien, alleen zorgen voor veiligheid: nachtwakerstaat.
Overheid bemoeit zich niet met de economie
Slide 11 - Tekstslide
De patroon: Ik lees daar in de krant dat jullie zoveel jute-vezels in de longen krijgt. Dat moet uit zijn. Denk jullie dat de jute mij op den rug groeit?
Oefening:
Wie van deze mensen is liberaal? Waar kun je dat aan zien?
Slide 12 - Tekstslide
Welke politieke partij heeft de meeste idealen van de liberalen overgenomen?
A
SGP
B
CDA
C
VVD
D
SP
Slide 13 - Quizvraag
Wie hebben er kiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaalt mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen
Slide 14 - Quizvraag
Confessionelen
Twee stromingen: katholieken en protestanten.
Bijbel als uitgangspunt
Beiden willen dat overheid ook bijzondere scholen (christelijke scholen) betaalde
Beiden zijn tegen socialisten en revolutie.
Slide 15 - Tekstslide
Protestanten
Eerste politieke partij van Nederland: ARP (1879).
Abraham Kuyper,
Stemmers: "Kleine Luyden": arbeiders die hard werkten: winkeliers, schoolmeesters, boeren.
Kuyper wil dat zijn achterban mag stemmen.
Slide 16 - Tekstslide
Katholieken
RKSP & KVP
Herman Schaepman
Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het zuiden). Willen dezelfde rechten als protestanten.
Slide 17 - Tekstslide
Confessionele partijen willen:
A
Samenwerken met de socialisten
B
De rijkdom eerlijk willen verdelen
C
Dat het geloof geen invloed heeft op de politiek
D
Emancipatie van katholieken en protestanten
Slide 18 - Quizvraag
Sociaal-Democraten
SDAP
Pieter Jelles Troelstra
Opkomen voor fabrieksarbeiders.
Gelijkheid
Door middel van parlement verbeteringen voor arbeiders.
Sociale wetten en kiesrecht.
Slide 19 - Tekstslide
Communisme
Door middel van een revolutie willen ze alle productiemiddelen in handen hebben van de staat.
Iedereen verdient wat hij nodig heeft om rond te komen.
Slide 20 - Tekstslide
Wat wilden de socialisten?
A
Zo min mogelijk bemoeienis van de overheid
B
Meer invloed van de kerk
C
Algemeen Kiesrecht
D
Meer invloed van de koning
Slide 21 - Quizvraag
Wat was een van de eerste sociale wetten?
A
AOW
B
WAO
C
Ongevallenwet
D
Algemeen kiesrecht
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Video
Bij welke politieke stroming hoort Thorbecke?
A
Liberalen
B
Rooms-Katholieken
C
Protestanten
D
Socialisten/Sociaal-Democraten
Slide 24 - Quizvraag
Politieke stroming die opkomt voor vrijheid van burgers door zo weinig mogelijk regels te maken
A
socialisten
B
communisten
C
confessionelen
D
liberalen
Slide 25 - Quizvraag
Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle
Slide 26 - Quizvraag
Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Confessionalisme
D
Geen van alle
Slide 27 - Quizvraag
Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Confessionalisme
B
Liberalisme
C
Socialisme
D
Geen van alle
Slide 28 - Quizvraag
Deze keer...
Lesdoel:
Je weet hoe arbeiders meer invloed in de politiek krijgen.