Teken zelf de waterkringoop en zet de volgende begrippen opde juiste plek
Waterkringloop:
1 = ..verdampen..
2 = ..condenseren..
3 = ..neerslag..
4 = ..afstromen..
5 = ..infiltreren..
6 = ..bevriezen..
7 = ..smelten..
Slide 6 - Tekstslide
4 Bekijk bron 3. Welke beschrijving hoort bij het weer in Nederland op 11 april 2007? A Het was bewolkt en droog. B Het was bewolkt en regenachtig. C Het was onbewolkt en droog. D Het was onbewolkt en regenachtig.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Bekijk bron 10 en bron 11. Er worden vier uitspraken gedaan naar aanleiding van bron 10 en bron 11. Welke uitspraak is juist?
A
De neerslag in Bilbao wordt stijgingsneerslag genoemd.
B
De overheersende windrichting in Bilbao is noordoostenwind.
C
Zaragoza ligt aan de loefzijde van het gebergte.
D
Zaragoza heeft een droger klimaat dan Bilbao.
Slide 12 - Quizvraag
Wind waait altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.
Door de draaiing van de aarde krijgt de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechs en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links.
Gevolg: Lagedrukgebied doordat opgewarmde lucht opstijgt.
L
Minste zonne-energie
Gevolg: koude lucht. Koude lucht is zwaar en beweegt naar beneden waardoor er een hogedrukgebied ontstaat.
H
Opgestegen lucht bij evenaar stroomt als hoge lucht weg. Koelt hoog in de atmosfeer af en daalt rond 30 graden NB en ZB waardoor een hogedrukgebied ontstaat.
H
Lucht van 30 graden (warm) botst met lucht van 60 graden (koud). Warme lucht stijgt op. Gevolg er onstaat een lagedrukgebied.