Hoofdstuk 4 - Les 5 - I/IE - Instructieles

Hoofdstuk 4 - Les 5 - I/IE
 Spelling
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 - Les 5 - I/IE
 Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Instapdictee
Weet je het nog? 

Let op! Schrijf de hele zin! 

Slide 2 - Tekstslide

1. Ik ... ... in de ...

Slide 3 - Open vraag

2. De ... ... rond.

Slide 4 - Open vraag

3. Ik ... mijn ... in de ...

Slide 5 - Open vraag

4. Zij heeft een ... om haar ...

Slide 6 - Open vraag

5. De ... hangt aan de muur.

Slide 7 - Open vraag

6. Ik ... op de straat.

Slide 8 - Open vraag

7. ... klopt op het raam.

Slide 9 - Open vraag

8. ... doe het ...

Slide 10 - Open vraag

9. We ... een ...

Slide 11 - Open vraag

10. ... heb ... tijd.

Slide 12 - Open vraag

korte klank
lange klank

Slide 13 - Tekstslide

korte klank
lange klank

Slide 14 - Tekstslide

korte klank
lange klank

Slide 15 - Tekstslide

korte klank
lange klank

Slide 16 - Tekstslide

piloot
ski
liter
mini
virus
dino
kiwi
kilo
titel
pilaar
mieren
wiegen
gieter
dieren
spiegel
virus
diploma
gitaar
olifant
minuut

Slide 17 - Tekstslide

Weetwoorden
Soms schrijf je woorden met i, maar hoor je ie
Dit kun je niet altijd zien of horen. 
Daarom moet je deze woorden goed onthouden. Het zijn weetwoorden

Slide 18 - Tekstslide

eindigt een woord op ~tie? 
dan schrijf je altijd ie
politie
vakantie
traktatie
spatie 
situatie

je hoort ~tsie 
je schrijft: tie
optie
traditie
generatie
conditie
operatie

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 1: 
Welk woord hoor je?

Slide 20 - Tekstslide

1
A
spatsi
B
spaati
C
spatsie
D
spatie

Slide 21 - Quizvraag

2
A
titsel
B
titel
C
tietsel
D
tietel

Slide 22 - Quizvraag

3
A
situatsi
B
situati
C
situatsie
D
situatie

Slide 23 - Quizvraag

4
A
conditi
B
conditsi
C
conditie
D
conditsie

Slide 24 - Quizvraag

5
A
diren
B
dirren
C
dieren
D
dierren

Slide 25 - Quizvraag

6
A
generati
B
generatie
C
generatsi
D
generatsie

Slide 26 - Quizvraag

7
A
diploma
B
dieploma
C
diplooma
D
dieplooma

Slide 27 - Quizvraag

8
A
lieter
B
liter
C
lietser
D
litser

Slide 28 - Quizvraag

9
A
traktatsie
B
traktatsi
C
traktatie
D
traktatsi

Slide 29 - Quizvraag

10
A
gietter
B
gitter
C
gieter
D
giter

Slide 30 - Quizvraag

11
A
pielot
B
pilot
C
pieloot
D
piloot

Slide 31 - Quizvraag

12
A
mirren
B
mierren
C
miren
D
mieren

Slide 32 - Quizvraag

13
A
virrus
B
virus
C
vierrus
D
vierus

Slide 33 - Quizvraag

14
A
gitar
B
gietar
C
gitaar
D
gietaar

Slide 34 - Quizvraag

Opdracht 2:


Hoe schrijf je het? 

Slide 35 - Tekstslide

1

Slide 36 - Open vraag

2

Slide 37 - Open vraag

3

Slide 38 - Open vraag

4

Slide 39 - Open vraag

5

Slide 40 - Open vraag

6

Slide 41 - Open vraag

7

Slide 42 - Open vraag

8

Slide 43 - Open vraag

9

Slide 44 - Open vraag

10

Slide 45 - Open vraag

11

Slide 46 - Open vraag

12

Slide 47 - Open vraag

13

Slide 48 - Open vraag

14

Slide 49 - Open vraag

Afsluitdictee
Ruim je laptop op en pak je spellingschrift en een potlood. 

Schrijf bovenaan:   
Hoofdstuk 4 - Les 5

Schrijf in de kantlijn de nummers 
1 t/m 12
4
5

Slide 50 - Tekstslide

Afsluitdictee
1
politie
2
piloot
3
dieren
4
liter
5
operatie
diploma
7
kiwi
8
gieter
9
ski
10
titel
11
traktatie
12
minuut

Slide 51 - Tekstslide