1.2 Werken en wonen

Werken en wonen
Nederland van 1848 tot 1914
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werken en wonen
Nederland van 1848 tot 1914

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een monarchie?

Slide 2 - Open vraag

Waarom was het Nederlandse volk in 1848 ontevreden over de regering?

Slide 3 - Open vraag

Wie was Johan Thorbecke?

Slide 4 - Open vraag

alleen mensen die vanaf een bepaald bedrag belasting betalen, mogen stemmen.
A
Constitionele monarchie
B
ministriële verantwoordelijkheid
C
cencuskiesrecht
D
republiek

Slide 5 - Quizvraag

Politieke partijen die samen de regering vormen
A
Staten-Generaal
B
coalitie
C
oppositie
D
kabinet

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een constitionele monarchie?
A
Een regering zonder koning met grondwet
B
een regering met koning en zonder grondwet
C
een regering zonder koning en zonder grondwet
D
een regering met koning en met grondwet

Slide 7 - Quizvraag

Wat houdt de ministriële verantwoordelijkheid in?
A
ministers zijn verantwoordelijk voor alles wat de koning zegt en doet
B
ministers zijn verantwoordelijk voor de politieke daden en politieke uitspraken van de koning
C
ministers zijn verantwoordelijk voor alle nieuwe wetten in Nederland
D
ministers zijn verantwoordelijk voor de wetgevende en uitvoerende macht

Slide 8 - Quizvraag

uitleggen welke gevolgen de opkomst
van de industrie had voor de arbeiders.
Aan het einde van de les kan je...

Slide 9 - Tekstslide

In de tweede helft 19e eeuw worden er veel fabrieken gebouwd in Nederland.

De industrialisatie veranderde Nederland enorm:
  • Mensen verhuisden van platteland naar stad
  • Werken in de fabriek was zwaar werk
  • Men kreeg weinig betaald
  • Vrouwen en kinderen werkten ook in de fabriek
  • Protesteren hielp niet, dan werd je ontslagen
  • Er waren geen wetten om de arbeider te beschermen
§1.2 Werken en wonen

Slide 10 - Tekstslide

1 fabrieksarbeider die staakte, werd ontslagen.
Maar wat als ze allemaal gingen staken?
§1.2 Werken en wonen

Slide 11 - Tekstslide

1 fabrieksarbeider die staakte, werd ontslagen.
Maar wat als ze allemaal gingen staken?

Overal in Europa werden vakbonden opgericht:
  • grote groep kon onderhandelen met de fabrikanten
  • je betaalde maandelijks lidmaatschap
    - je kreeg wat geld als je ging staken of als je ziek was
§1.2 Werken en wonen

Slide 12 - Tekstslide

Waarom wilden arbeiders lid worden van een vakbond?

Slide 13 - Open vraag

De situatie in Europese landen:
  • veel mensen werkten hard, waren arm en hadden niks te zeggen
  • een kleine club was fabriekseigenaar, was rijk en had alle macht. 
§1.2 Werken en wonen

Slide 14 - Tekstslide

De situatie in Europese landen:
  • veel mensen werkten hard, waren arm en hadden niks te zeggen
  • een kleine club was fabriekseigenaar, was rijk en had alle macht. 

Hoe los je het probleem op?
Volgens Karl Marx (1818-1883) met een revolutie.

Dit moest volgens Karl Marx veranderen:
  • alles moest van iedereen zijn
  • de macht in handen van de arbeiders
  • alle mensen waren gelijkwaardig (bezit en macht)

Mensen die dit in de praktijk willen brengen volgen het communisme
§1.2 Werken en wonen

Slide 15 - Tekstslide

De sociaaldemocraten wilden het probleem oplossen via wetgeving:
  • rijke mensen gaan meer belasting betalen
  • hierdoor kan de overheid voorzieningen betalen waarvan alle mensen in het land konden profiteren. 
§1.2 Werken en wonen

Slide 16 - Tekstslide

Sociaaldemocraten en communisten willen hetzelfde: een samenleving waarin bezit gelijk is verdeeld.
Dit noemen we socialisme

Alleen de manier waarop is verschillend. 
§1.2 Werken en wonen

Slide 17 - Tekstslide

Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil opheffen door een revolutie van arbeiders
A
communisme
B
socialisme
C
sociaaldemocratie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het doel van het socialisme?

Slide 19 - Open vraag

Wat is het verschil tussen de communisten en de sociaaldemocraten?

Slide 20 - Open vraag

Pieter Jelles Troelstra richtte de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op. 
Doel: algemeen kiesrecht 
§1.2 Werken en wonen

Slide 21 - Tekstslide

Pieter Jelles Troelstra richtte de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op. 
Doel: algemeen kiesrecht 

Want:
  • arbeiders konden dan stemmen
  • er zouden dan meer sociaaldemocraten in de Tweede Kamer komen
  • Zij zouden kunnen opkomen voor de belangen van de arbeiders
§1.2 Werken en wonen

Slide 22 - Tekstslide

Armen kregen altijd hulp door liefdadigheid: hulp van de kerk, van vrijwilligers of van familie.

De armoede was nu echter zo groot, dat liefdadigheid alleen dit niet meer op kon lossen.

Veel mensen dachten na over dit probleem: de sociale kwestie.
§1.2 Werken en wonen

Slide 23 - Tekstslide

Langzaamaan vonden ook de Liberalen dat er wat moest veranderen voor de armen.

Er kwamen sociale wetten:

  • Armenwet (1854)
    Armen krijgen een klein beetje steun van de overheid
§1.2 Werken en wonen

Slide 24 - Tekstslide

Langzaamaan vonden ook de Liberalen dat er wat moest veranderen voor de armen.

Er kwamen sociale wetten:

  • Armenwet (1854)
    Armen krijgen een klein beetje steun van de overheid

  • Kinderwetje van Van Houten (1874)
    Onder de 12 jaar niet in fabrieken werken
§1.2 Werken en wonen

Slide 25 - Tekstslide

Langzaamaan vonden ook de Liberalen dat er wat moest veranderen voor de armen.

Er kwamen sociale wetten:

  • Armenwet (1854)
    Armen krijgen een klein beetje steun van de overheid

  • Kinderwetje van Van Houten (1874)
    Onder de 12 jaar niet in fabrieken werken

  • Ongevallenwet (1901)
    Recht op uitkering als je door een ongeval in de fabriek niet meer kon werken
§1.2 Werken en wonen

Slide 26 - Tekstslide

Langzaamaan vonden ook de Liberalen dat er wat moest veranderen voor de armen.

Er kwamen sociale wetten:

  • Armenwet (1854)
    Armen krijgen een klein beetje steun van de overheid

  • Kinderwetje van Van Houten (1874)
    Onder de 12 jaar niet in fabrieken werken

  • Ongevallenwet (1901)
    Recht op uitkering als je door een ongeval in de fabriek niet meer kon werken

  • Woningwet (1901)
    Woningen moeten aan bepaalde voorschriften voldoen
    (bijv. ramen, eigen wc).
    Een krot mocht onbewoonbaar verklaard worden
§1.2 Werken en wonen

Slide 27 - Tekstslide

Wat is 'censuskiesrecht'?
A
Alleen rijke mannen en vrouwen hadden kiesrecht
B
Alleen de koning bepaalde wie mocht stemmen
C
Alleen de adel en kooplieden mochten stemmen
D
Alleen rijke mannen hadden kiesrecht

Slide 28 - Quizvraag

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Ministers moeten de regering controleren
C
Ministers zijn verantwoordelijk voor de regering
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning

Slide 29 - Quizvraag


Wat betekent onschendbaarheid van de koning?
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Koning is niet verantwoordelijk voor de politiek
C
Koning mag niets zeggen
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning

Slide 30 - Quizvraag

Twee uitspraken:

I: De Eerste Kamer en Tweede Kamer hebben het recht van interpellatie.

II: Alleen de Eerste Kamer heeft het recht van amendement.
A
Alleen uitspraak I is juist
B
Alleen uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 31 - Quizvraag

1. recht van initiatief
2. recht van amendement
3. recht van budget
4. recht van interpellatie
5. recht van enquete
A
1, 2 en 3 zijn controlerende bevoegdheden
B
4 en 5 zijn wetgevende bevoegdheden
C
1 en 2 zijn wetgevende bevoegdheden
D
2 en 3 zijn wetgevende bevoegdheden

Slide 32 - Quizvraag

Wat was het doel van de vakbonden?

Slide 33 - Open vraag

Welke socialisten wilden met een revolutie de macht grijpen?
A
Sociaaldemocraten
B
Communisten

Slide 34 - Quizvraag

Wat past niet bij sociaaldemocratie?
A
verandering via het parlement
B
verbeteren van de leef- en werkomstandigheden van arbeiders
C
verandering via een revolutie
D
verandering via wetgeving

Slide 35 - Quizvraag

Welke sociale wetten weet je nog?

Slide 36 - Open vraag

Wanneer was het Revolutiejaar?
A
1813
B
1815
C
1830
D
1848

Slide 37 - Quizvraag

Opdracht: Welke bestuursvormen waren er ook alweer? 
Maak de juiste combinaties. 
DEMOCRATIE
REPUBLIEK
CONSTITUTIONELE MONARCHIE
DICTATUUR 
Een bestuursvorm waarbij één persoon (of één groep) alle macht in een land heeft. 
Een bestuursvorm waarbij het volk (demos) zijn bestuurders kiest.
 Een bestuursvorm waarbij het staatshoofd (de president) wordt gekozen. 
 Een bestuursvorm waarbij de macht van de koning wordt beschreven in de grondwet. 

Slide 38 - Sleepvraag

De koning laat zich op tv uit over het vluchtelingenbeleid van de regering. Hij vindt daar iets van.... De minister van Binnenlandse Zaken krijgt hierdoor problemen. Waarom?
A
De koning is niet altijd aanwezig in de Tweede Kamer dus de minister beantwoordt de vragen
B
De koning is onschendbaar, hij mag daarom zeggen wat hij wil.
C
De minister is de woordvoerder van de koning.
D
De koning is onschendbaar en de minister is verantwoordelijk voor wat de koning zegt.

Slide 39 - Quizvraag