1. Gezond leven + 2. Infectieziekten

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 10 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Thema 3 - Je gezondheid
1. Gezond leven

Slide 2 - Tekstslide

Gezond leven
Gezond ben je als je je goed voelt. Je lichaam werk dan goed. Je bent dan lichamelijk gezond.

Gezondheid heeft niet alleen te maken met je lichaam. Je moet je ook geestelijk goed voelen. Het gaat dan om wat je voelt of denkt.

Slide 3 - Tekstslide

Gezond leven
Hoofdpijn kan voor een slecht humeur zorgen. Je lichaam heet dus invloed op je geest.

Van zenuwachtig zijn kun je buikpijn krijgen. Je geest heeft dus ook invloed op je lichaam.

Net als je sociale omgeving: de mensen met wie je omgaat.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
* Je weet wat gezondheid is.
* Je kunt uitleggen wat goed is voor je gezondheid.
* Je kunt oorzaken van ziekten noemen.
* Je weet waarom slaap belangrijk is en wat voor invloed het heeft.
* Je weet wat een leefstijl is en wat de kans op leefstijlziekten vergroot.

Slide 5 - Tekstslide

Gezond leven
Je voelt je ook gezond als het sociaal goed met je gaat. Je hebt het dan naar je zin bij/met andere mensen.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Gezondheid
Lichamelijk welzijn
                                               
                                                Geestelijk welzijn

                                                                                                 Sociaal welzijn

Slide 8 - Tekstslide

Zo slaap je lekker
- Zorg voor frisse lucht
- Zet de verwarming laag of uit
-Neem een warm bad
-Drink een glas warme melk
-Eet of drink niet teveel voor je gaat slapen
- Kijk geen spannende film voor je gaat slapen

Slide 9 - Tekstslide

Oorzaken van ziekten
Er zijn veel oorzaken van ziekten. Sommige mensen worden geboren met een ziekte. Zo'n ziekte noem je aangeboren.

Een ziekte kan ook 'in de familie zitten'. De familieleden hebben dan een grotere kans op dezelfde ziekte. De ziekte is dan erfelijk.

Slide 10 - Tekstslide

Oorzaken van ziekten
Je kunt ook ziek worden doordat er ziekteverwekkers in je lichaam komen. Daardoor kun je bijvoorbeeld de griep krijgen of verkouden worden. Zulke ziekten heten infectieziekten.

Je kunt ook worden door de manier waarom je leeft. Zo'n ziekte is een leefstijlziekte.

Slide 11 - Tekstslide

Leefstijlziekten
Je leefstijl is de manier waarop je leeft. Je keuzes bepalen je leefstijl.

- Verzorg je jezelf goed?
Wat eet je?
Beweeg je veel of weinig?

Slide 12 - Tekstslide

Leefstijl

Snoepen

Slecht bewegen

Roken

Alcohol

Felle zon

Weinig slaap

Slide 13 - Tekstslide

Gezond:



- voldoende slaap
- gezonde voeding
- jezelf goed verzorgen
- vrienden
- sporten
Minder gezond:

- slecht eten
- alcohol
- tabak
- luchtvervuiling
- vuil of ongedierte in je huis
-gevaarlijk gedrag

Slide 14 - Tekstslide

Goede nachtrust 
niet doen :

  • - blauw licht
  • - spannende film
  • - te veel eten en drinken

wel doen: 

  • - verwarming uit
  • - raampje open
  • - warme douche/bad
  • - glas warme melk

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Als ik goed kan slapen
dan past dat bij
A
lichamelijke gezondheid
B
sociale gezondheid
C
geestelijke gezondheid
D
Lichamelijke en geestelijke gezondheid

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video


Als je de ziekte van Pfeiffer hebt
gaat het over ............... gezondheid.
A
lichamelijke
B
geestelijke
C
sociale

Slide 19 - Quizvraag


In de puberteit heb je soms depressieve gedachten.
Dat hoort bij................. gezondheid.

A
lichamelijke
B
geestelijke
C
sociale

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Onder welke soort gezondheid valt de volgende klacht: Sam heeft last van faalangst.
A
Geestelijke gezondheid
B
Lichamelijke gezondheid
C
Sociale gezondheid

Slide 22 - Quizvraag

Welke gezondheid heeft het meest te maken met gezonde voeding?
meerdere antwoorden goed.
A
lichamelijke gezondheid
B
geestelijke gezondheid
C
sociale gezondheid
D
Ze hebben allemaal invloed op elkaar

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Souf is geboren met dezelfde ernstige aandoening als zijn vader. Hij heeft een:
A
Leefstijlziekte
B
Erfelijke ziekte
C
Infectieziekte
D
Aangeboren ziekte

Slide 25 - Quizvraag

Souf spreekt spreek af met zijn vrienden en kan dan veel lachen. Dit is goed voor zijn:
A
Lichamelijke gezondheid
B
Geestelijke gezondheid
C
Sociale gezondheid

Slide 26 - Quizvraag

Het motto van Souf is:
"Leef vandaag, morgen is niet beloofd". Dit is goed voor zijn:
A
Lichamelijke gezondheid
B
Geestelijke gezondheid
C
Sociale gezondheid

Slide 27 - Quizvraag

Souf rookt niet en drinkt geen alcohol.
Dit is goed voor zijn:
A
Lichamelijke gezondheid
B
Geestelijke gezondheid
C
Sociale gezondheid

Slide 28 - Quizvraag

Souf probeert zo goed als het kan vaak te voetballen samen met zijn vrienden. Dit is goed voor zijn:
A
Lichamelijke gezondheid
B
Geestelijke gezondheid
C
Sociale gezondheid

Slide 29 - Quizvraag

Welke dingen doet of denkt Souf die goed zijn voor zijn gezondheid?

Slide 30 - Woordweb

2. Infectieziekten
Samen lezen + maken opdracht 10

Slide 31 - Tekstslide

Infectieziekten
Een besmettelijke ziekte 

Je krijgt het door:
- contact met mensen dieren of dingen die ziekteverwekkers bij zich dragen

Slide 32 - Tekstslide

Ziekteverwekkers
Eten en drinken (diarree)
Lucht die je inademt 
Onveilig vrijen (geslachtsziekten)
Spuiten met een besmette naald (aids)

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Infectieziekten voorkomen
Nooit helemaal voorkomen
Kans op besmetting kleiner maken
Door goede hygiëne, veilig vrijen, erop letten dat je voedsel niet bedorven is.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Witte bloedcellen
Je lichaam verdedigt tegen ziekmakers. In je bloed zitten cellen die ziekteverwekkers doden. Dit zijn witte bloedcellen. Deze cellen sporen ziekteverwekkers op. Daarna sluiten ze de ziekteverwekkers in. De bacteriën worden dan gedood.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Antistoffen
Soms komen er heel veel ziekteverwekkers in je lichaan. De witten bloedcellen kunnen ze niet allemaal doden. Dan komen er andere witte bloedcellen te hulp. Die maken antistoffen. Antistoffen zijn stoffen die ziekteverwekkers doden. Antistoffen heten ook wel afweerstoffen.
Elk soort antistof werkt maar tegen één soort ziekteverwekker. Daarom zijn er heel veel soorten antistoffen.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Imuun worden
Als je weer beter bent, blijven de antistoffen een tijdje in je lichaam. Je kunt dan niet meer dezelfde ziekte krijgen. Je bent immuun voor de ziekte. 

Bij natuurlijk immuniteit word je immuun doordat je ziek bent en je lichaam antistoffen aanmaakt. Bijvoorbeeld bij waterpokken. Door de antistoffen kun je de ziekte niet nog eens krijgen. 

Slide 41 - Tekstslide

Imuun worden
Bij kunstmatige immuniteit word je ingeënt tegen een ziekte. Er wordt een dode of verzwakte ziekteverwekker in je bloed gespoten; een vaccin. Van dat vaccin word je niet ziek. Maar je lichaam gaat wel antistoffen maken. Daardoor ben je voortaan immuun voor de ziekte. Als kind word je tegen allerlei ziekten ingeënt. Als je naar een ander land gaat, moet je je soms ook later inenten.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link

Zelfstandig maken
2. Infectieziekten

Bladzijde 84 t/m 90
Opdracht 10, 11, 12, 14, 15

Slide 45 - Tekstslide

Hoe werkt het corona vaccin?
Filmpje kijken (+- 08:00 minuten)

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video