Haben und Sein, Persoonlijk voornaamwoord, Feesttenten regel,

Für den Test
Periode 3
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Für den Test
Periode 3

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir Heute?
- Persoonlijk voornaamwoord
- Haben und sein
- Werkwoord stam
- Feesttenten regel
- Uitzonderingen stam op -d/-t of s-klank

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijk Voornaamwoord
Woordjes die een PERSOON aangeven

Slide 3 - Tekstslide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij (mv)
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie (mv)
Sie
sie

Slide 4 - Sleepvraag

haben und sein
Wat is dat ook al weer?

Slide 5 - Tekstslide

haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 6 - Sleepvraag

Vul alle vormen van het "haben" in,
Gebruik voor iedere vorm
een nieuw ballonnetje

Slide 7 - Woordweb

sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 8 - Sleepvraag

Vul alle vormen van het "sein" in,
Gebruik voor iedere vorm
een nieuw ballonnetje

Slide 9 - Woordweb

haben en sein Toepassen!
Wat is dat ook al weer?

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
"Wie alt [...] du?"
A
sind
B
seid
C
bist
D
bin

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
"[...] Sie hier schon lange?"
A
sind
B
seid
C
bist
D
ist

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
"Mein Name [...] Tara."
A
sind
B
seid
C
bin
D
ist

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
"Wir [...] morgen Wochenende."
A
hast
B
haben
C
sind
D
ist

Slide 14 - Quizvraag

Feesttenten

Slide 15 - Tekstslide

(fe)eesttenten
ich stam+e
du stam+st
er/es/sie stam +t
wir stam+en
ihr stam+t
sie/Sie stam+en

Slide 16 - Tekstslide

Hoe maak je de juiste werkwoordsvorm?
Zet de stappen in de juiste volgorde:
1.
2.
3.
ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie, Sie ?
Maak de stam
van het
werkwoord
uitgang toe-voegen aan stam met (fe)esttenten-regel

Slide 17 - Sleepvraag

ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
Sie/ sie
spiel
spiel
spiel
spiel
spiel
spiel
Wat komt er achter de stam
e
st
t
en
en
t

Slide 18 - Sleepvraag

Warten
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
warte
wartest
wartet
warten
wartet
warten

Slide 19 - Sleepvraag

Bijzonderheden
stam eindigt op -d of -t     

du, er/sie/es, ihr    >    krijgen een extra 'e'

(dan is het makkelijker uit te spreken!)

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden
reden (= praten)                          >              du  red est
                                                                             er   red et / sie red et
                                                                             ihr  red et
atmen (= ademen)                      >              du atm est
                                                                             er   atm et  / sie atm et
                                                                             ihr  atm et

Slide 21 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:
Monica ... (reden) immer zu viel.
A
rede
B
redest
C
redt
D
redet

Slide 22 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
... (warten) ihr auf den Bus?
A
wartet
B
warten
C
warte
D
wartest

Slide 23 - Quizvraag

Nog 1 klein puntje:
Als de stam op een 's'-klank eindigt   (bijv. s, ss, ß, z):

dan komt er bij
du alleen een 't' achter de stam


(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)

Slide 24 - Tekstslide

Nog een laatste keer oefenen:
Hoe zeg je 'jij heet Thom'?
heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom

Slide 25 - Quizvraag

en nu 'jij danst'?

tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt
D
du tanst

Slide 26 - Quizvraag

Nog even een uitleg
van een andere Duitsleraar .....



Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video