HA3: Kapitel 1: haben, sein, werden tt

Werkwoorden
haben, sein, werden 
tt
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden
haben, sein, werden 
tt

Slide 1 - Tekstslide

Doelen

Je kunt de werkwoorden haben, sein, werden vervoegen

Slide 2 - Tekstslide

haben, sein, werden
Hoe zat het ook alweer?

We starten met haben/sein

Slide 3 - Tekstslide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 4 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 5 - Sleepvraag

............... du Zeit für mich?

Slide 6 - Open vraag

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 7 - Open vraag

.................. du müde?

Slide 8 - Open vraag

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 9 - Open vraag

Johann, wo...............du?

Slide 10 - Open vraag

.............. Sie schon wieder krank?

Slide 11 - Open vraag

.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?

Slide 12 - Open vraag

Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Slide 13 - Open vraag

Es hat geregnet. Die Straße ........ nass.

Slide 14 - Open vraag

Jetzt kommt:
werden

Slide 15 - Tekstslide

Welke 2 betekenissen heeft
werden?

Slide 16 - Open vraag

Het werkwoord werden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 17 - Sleepvraag

Jetzt alles zusammen
haben, sein und werden

Slide 18 - Tekstslide

Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.
A
habe
B
bin
C
werde

Slide 19 - Quizvraag

Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
habt
D
seid

Slide 20 - Quizvraag

Ariane ............... noch in der Schule.
A
ist
B
wird
C
hat
D
hast

Slide 21 - Quizvraag


.............. du morgen 10 oder 14 ?
A
wirdst
B
wirst
C
bist
D
hast

Slide 22 - Quizvraag

Ich warte auf Anna. Sie .......... mein Biologiebuch.
A
hatte
B
ist
C
wird
D
hat

Slide 23 - Quizvraag

.............. deine Eltern geschieden?
A
werden
B
sind
C
haben
D
hat

Slide 24 - Quizvraag

Wo .............. du deine Tasche versteckt?
A
habt
B
wirst
C
bist
D
hast

Slide 25 - Quizvraag

Hoe maak je in het Duits de stam van een werkwoord?
A
hele werkwoord
B
hele werkwoord -en
C
ik-vorm

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de stam van "spielen"?

Slide 27 - Open vraag

Wat is de stam van "kommen"?

Slide 28 - Open vraag

Wat is de tam van "atmen"?

Slide 29 - Open vraag