Chapitre 2 VWO Brugklas - révision

Chapitre 2 Révision
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 2 Révision

Slide 1 - Tekstslide

Tes objectifs
  • Ik weet hoe ik me moet voorbereiden op de toets.
  • Ik kan het werkwoord avoir nog steeds vervoegen.
  • Ik kan mezelf voorstellen
  • Ik kan werkwoorden op -er vervoegen.
  • Ik kan de ontkenning gebruiken.
  • Ik ken de getallen tm 100 

Slide 2 - Tekstslide

Toets en leerstof
Toets Grandes Lignes hoofdstuk 2
  •  Vocabulaire A B E F 
  • Phrases-clés C G 
  • Les nombres de 0 à 100 (p. 17 et 94)
  • Werkwoorden op -er D (p. 95)
  • De ontkenning H (p. 95).
  • Werkwoord avoir
  • Zinnen om jezelf te kunnen voorstellen
  • aantekeningen

Slide 3 - Tekstslide

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 4 - Sleepvraag

Ch. 1 avoir = hebben

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoord: avoir
Tu ..........
A
a
B
as
C
va
D
fait

Slide 6 - Quizvraag

Werkwoord avoir:
on ....

Slide 7 - Open vraag

Werkwoord avoir:
Nous .....
A
a
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 8 - Quizvraag

Werkwoord avoir:
ils .....

Slide 9 - Open vraag

Werkwoord: avoir
elle ..........
A
est
B
a
C
va
D
fait

Slide 10 - Quizvraag

Plaats in de zin
Ontkenning bestaat uit twee delen: ne ... pas

ne zet je voor de persoonsvorm (1e werkwoord)
pas zet je na de persoonsvorm (1e werkwoord)

Voor een klinker (a, i, o, u) of stomme h (habite) verandert ne in n'

Slide 11 - Tekstslide

Betekenis ne...pas
In het Nederlands zeggen we geen of niet:

Ik kijk de film <--> Ik kijk de film niet.
Ik eet pizza <--> Ik eet geen pizza.

Slide 12 - Tekstslide

Geef ontkennend antwoord:
Tu comprends tout?
A
Tu ne comprends pas
B
Je ne comprends pas
C
Je ne comprend pas
D
Tu comprends pas

Slide 13 - Quizvraag

Ne ... pas betekent:
A
Niet / geen
B
Wel
C
Soms
D
Nooit

Slide 14 - Quizvraag

De ontkenning ne ... pas zet je om:
A
na de persoon
B
de persoonsvorm

Slide 15 - Quizvraag

Je ne pas suis français.
A
B

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de ontkenning van; c'est possible (ne...pas).
A
C'est ne pas possible.
B
Ce pas possible.
C
Ne c'est pas possible.
D
Ce n'est pas possible.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de ontkenning van:
Il y a deux filles sur la terrasse.
A
Il y a ne deux pas filles sur la terrasse
B
Il n'y pas a deux filles sur la terrasse
C
Il y n'a pas deux filles sur la terrasse
D
Il n'y a pas deux filles sur la terrasse

Slide 18 - Quizvraag

Geef ontkennend antwoord:
Tu aimes les fraises?
Non, ...

Slide 19 - Open vraag

Geef ontkennend antwoord:
Vous habitez à Assen?
Non, ...

Slide 20 - Open vraag

Geef ontkennend antwoord:
Ils commandent un pizza?
Non, ....

Slide 21 - Open vraag

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op de letters -ER. 
Bijvoorbeeld:
  • danser = dansen
  • travailler = werken
  • habiter = wonen
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden. 

Slide 22 - Tekstslide

Hoe maak je de goede vorm? De stam
STAP 1: Je maakt de stam door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter.

Bijvoorbeeld:
habiter --> habit
danser --> dans-
travailler --> travaill

Slide 23 - Tekstslide

STAP 2: voeg de uitgang toe die bij het onderwerp past.

Slide 24 - Tekstslide

Tu te souviens? 

Slide 25 - Tekstslide

commencer
rentrer
manger
acheter
trouver
chercher
beginnen
naar huis gaan
eten
kopen
zoeken
vinden

Slide 26 - Sleepvraag

Zet in de goede vorm:
nous (zoeken)
A
cherchons
B
cherche
C
cherchez
D
cherchent

Slide 27 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
Ils (eten)
A
magnent
B
mange
C
mangent
D
mangez

Slide 28 - Quizvraag

Maak de goede vorm:
zij nodigen uit

Slide 29 - Open vraag

Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal :
treize
trois
zéro
six

onze
seize
vingt

Slide 30 - Sleepvraag

45
A
cinquante-quatre
B
cinquant quatre
C
quarante-cinq
D
cinq-quarante

Slide 31 - Quizvraag

trente-cinq
quarante-quatre
vingt-neuf
trente-neuf
vingt-deux
quarante-et-un

Slide 32 - Sleepvraag

Les nombres de 20 à 100
De getallen van 20 tot en met 69 maak je door eerst het tiental te noemen en dan 
een getal van 1 tot en met 9. Pas op met de getallen vanaf 70!
  • 30 trente
  • 40 quarante
  • 50 cinquante
  • 60 soixante
  • 70 soixante-dix (60+10)
  • 80 quatre-vingts (4x20)
  • 90 quatre-vingt-dix (4x20+10)
  • 100 cent 

Slide 33 - Tekstslide

50
A
quarante-dix
B
cincante
C
cinquant
D
cinquante

Slide 34 - Quizvraag

69
A
neuf-soixante
B
soixante-dix-neuf
C
soixante-neuf
D
sioxante neuf

Slide 35 - Quizvraag

les nombres
je hebt geleerd dat vanaf 69 er een vreemde manier van tellen is in het Frans:
70 = 60 + 10     soixante-dix
        75 = 60 + 15     soixante-quinze
    80 = 4 x 20      quatre-vingts
      89 = 4 x 20 + 9      quatre-vingt-neuf
  90 = 4 x 20 + 10    quatre-vingt-dix
      96 = 4 x 20 + 16     quatre-vingt-seize

Slide 36 - Tekstslide

70
A
soixante-zéro
B
soixante-dix
C
septant
D
dix-soixante

Slide 37 - Quizvraag

72
A
soixante-deux
B
soixante-dix-deux
C
soixante-douze
D
quatre-vingt-deux

Slide 38 - Quizvraag

80
A
quatre-vingts
B
quatre-vingt
C
qautre-vingts
D
quarante-vingt

Slide 39 - Quizvraag

87
A
quatre-vingts-sept
B
quatre-vingt-sept
C
quarante-vingt-sept
D
quatre-vingt-dix-sept

Slide 40 - Quizvraag

97
A
quatre-vingts-sept
B
quatre-vingt-sept
C
quarante-vingt-sept
D
quatre-vingt-dix-sept

Slide 41 - Quizvraag

                           au revoir!

Slide 42 - Tekstslide