2vttoa_Unité 1 'Voyages'_semaine 38/2023

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Les devoirs pour lundi 18/09

- apprendre les vocabulaires 1 + 2

- apprendre les verbes "sortir" et "partir"

- Faire exercices 8A + 8B + 8C

Als je met alles klaar bent - 8D / 8E / Menu au choix

Programme lundi 18/09

- Un jour un actu - 5'

- Vérifier les devoirs REGARDER - 5'

- Partir / Sortir - 10'

- ECOUTER + exercices  - 20'

- La fin - 5'

www.1jour1actu.com

REGARDER - réponses

LIRE - réponses

LIRE - réponses

Partir / sortir

Écouter

• Lesdoel: gesprekken en berichten begrijpen die te maken hebben met het gebruik van openbaar vervoer en met het weer.

ECOUTER - page 19

ECOUTER

Exercices 9 + 10

Les devoirs pour cette semaine

Écouter - exercices 9 + 10 + 11 + 12 + 13 + 14

C'est fini!

Programme mercredi 20/09

- Révision avoir / être: formatieve toets lessonup - 15'

Explication grammaire II - Passé Composé - 5'

- Vidéo Passé Composé - (zelf kijken) - 7,5'

- Exercices Lessonup - 5'

- Faire les exercices 16A + B - 10'

- La fin - 5'

Grammaire II

• Révision avoir / être
• Lessonup
• Formatieve toets

Grammaire II

• De voltooide tijd (passé composé)
  - met avoir
  - met être

Grammaire II

3 componenten nodig voor de Passé Composé

Wat is dat? 

1. Persoonlijk vnw 

2. Hulpww (wat is dat?)

3. Voltooid deelw (wat is dat?)

Présent & Passé Composé

• Présent (t.t.) : ik reis / jullie reizen
• Passé composé (v.t.t.) : ik heb gereisd / jullie hebben gereisd
  
  

Stap 1: Persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, hij, wij etc.)
Stap 2: Juiste vorm van hebben (heb, hebt, heeft, hebben etc.)

Stap 3: Voltooid deelwoord (= infinitief 'min' -er 'plus' -é)

Présent & Passé Composé

• Présent: ik reis / wij reizen --> je voyage / vous voyagez
• Passé composé: ik heb gereisd / wij hebben gereisd
  --> j'ai voyagé / vous avez voyagé
  
  

0

Check: hoe zeg je "Ik heb gepraat"

1. je parle
2. tu parles
3. J'ai parlé
4. Tu as parle

P.C. : avoir & être + ontkenning

• Ik heb gehad = 
• Ik ben geweest = 
• Jij bent niet geweest=

J'ai ......... au concert

1. été
2. eu
3. suis
4. aller

Mes copains ...........un bon week-end.

1. ont été
2. ont eu
3. sont
4. sont été

Vertaal: "Hij heeft niet gepraat"

Verbuga.eu

• Oefen de werkwoorden via: www.verbuga.eu
• Tijden: présent & passé composé
• Onregelmatige: avoir & être
• Regelmatige: parler & regarder
• > Bevestig

GRAMMAIRE II

Faire les exercices 16A + B

www.1jour1actu.com

Les devoirs

Maken - Faire online

ECOUTER: 10 + 12 + 13 + 14

GRAMMAIRE II: 16A

Leren - Apprendre: Apprendre 4 

Lezen - Lire: Apprendre 5

avoir
=
hebben

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp

Grammaire 'Avoir' 

ik heb

jij hebt

hij/zij/men heeft / we hebben

wij hebben

u heeft, jullie hebben

zij hebben

Révision Passé Composé

Est-ce qu'il y a des questions?

Uit welke 3 delen bestaat de Passé Composé? (antw. in het NL)

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje

Passé composé

Geen passé composé

Je fais

Il parle

Il a parlé

Nous avons regardé

J'ai fait

Nous regardons

Passé composé

Manger	j'ai
Parler	tu as
Danser	il a
Jouer	on a
Aimer	nous avons

mangé

parlé

Dansé

joué

aimé

JEU DE DÉS

1. Cherchez l’application ‘dobbelstenen online’ et choisissez deux dés.
   
2. Pose une question et réponds
   Niveau 1: faites une phrase à propos de ce sujet:
   ex. = ‘mon père s’appelle Pierre’ où ‘ j’aime/ je déteste jouer des jeux de vidéo. ‘
   Niveau 2: ajoutez une raison/phrase….: ‘et il a cinquante ans’ où ‘parce que il est gentil….’
   
   DOBBELSTEEN ONLINE