In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Argumenteren
paragraaf 3: Argumentatieschema's
Slide 1 - Tekstslide
Lesplanning
- mededeling toets argumenteren
- controleren huiswerk
- uitleg paragraaf 3: Argumentatieschema's
- werken aan opdrachten
Slide 2 - Tekstslide
Mededeling
Woensdag 18 september: proefwerk argumenteren (leerstof staat in Som, zie ook jaarbijlagen).
Let op:
de toets duurt 40 minuten > ga dus zo snel mogelijk naar het lokaal. (Leerlingen met faciliteiten hebben 50 minuten.)
een woordenboek is toegestaan!
Slide 3 - Tekstslide
Theorie
Argumentatieschema's (p. 3)
Slide 4 - Tekstslide
Argumentatieschema's
Het geheel van standpunt en argument(en) = de argumentatie.
Een argumentatieschema geeft het verband aan tussen een standpunt en een argument. Er zijn zes verschillende argumentatieschema’s.
Slide 5 - Tekstslide
Argumentatie op basis van...
Autoriteit
Kenmerk of eigenschap
Oorzaak en gevolg
Vergelijking
Voorbeelden
Voor- en nadelen
Slide 6 - Tekstslide
Autoriteit
= de argumentatie is gebaseerd op iemand of iets met gezag of status.
Je mag niet door rood rijden, want dat staat in de wet.
Je moet minimaal twee keer per dag je tanden poetsen want dat zegt de tandarts.
Slide 7 - Tekstslide
Kenmerk of eigenschap
= een kenmerk/eigenschap van een bepaalde groep wordt uitgelicht.
Tom is een goede zanger, want hij zingt altijd zuiver.
Die leraar Engels is een goede docent, wanthij geeft heldere uitleg en spreekt op een rustige toon.
Slide 8 - Tekstslide
Oorzaak en gevolg
= een feit of een gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of een andere gebeurtenis.
De overstap van mavo naar havo is best moeilijk (gevolg, standpunt). Voor het vak Nederlands is er op de havo namelijk veel theorie die op de mavo niet of nauwelijks wordt behandeld, bijvoorbeeld argumentatie (oorzaak, argument).
Slide 9 - Tekstslide
Vergelijking
= er wordt een vergelijking gemaakt en een overeenkomst geconstateerd. Omdat iets in het ene geval zo is, zal het bij het andere ook zo zijn.
Minder toetsen is beter voor de onderwijsresultaten. Kijk maar eens naar Finland. De resultaten zijn daar uitstekend en toetsen voor cijfers gebeurt daar nauwelijks.
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld
= het standpunt wordt ondersteund met argumenten die voorbeelden zijn.
Johan Cruijff was een pionier op voetbalgebied, een revolutionair en een rolmodel voor andere voetballers (argumenten). Het mag duidelijk zijn: Johan Cruijff is een van de grootste voetballers ooit (standpunt).
Slide 11 - Tekstslide
Voor- en nadelen
= er is sprake van een afweging: de voordelen worden vergeleken met de nadelen, waarna een oordeel volgt.
Er moet meer worden gesport. Wekelijks sporten zorgt ervoor dat je je goed voelt. Uit onderzoek blijkt dat ook je concentratie en leerprestaties door sporten verbeteren (argumenten, voordelen). Aan de andere kant kan sporten blessures en zelfs botbreuken opleveren, waardoor je veel moet rusten en lessen zult missen (argumenten, nadeel).
Slide 12 - Tekstslide
Voor- en nadelen (2)
Let op: de argumentatie kan ook alleen voordelen of alleen nadelen bevatten.
argumentatie op basis van voordelen
argumentatie op basis van nadelen
Slide 13 - Tekstslide
Welk argumentatieschema wordt gebruikt in de volgende argumentatie?
Slide 14 - Tekstslide
Hoe kun je nou denken dat je een goed cijfer gaat halen? Je bent gisteren pas begonnen met leren.
A
Autoriteit
B
Oorzaak-gevolg
C
Voordelen-nadelen
D
Voorbeeld
Slide 15 - Quizvraag
Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is vegetariër.
A
Voordelen-nadelen
B
Vergelijking
C
Kenmerk-eigenschap
D
Oorzaak-gevolg
Slide 16 - Quizvraag
Volgens Johan Cruijff moest Ajax meer investeren in jonge voetballers. Daarom is de jeugdopleiding van de club grondig aangepakt.
A
Voordelen-nadelen
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Autoriteit
Slide 17 - Quizvraag
Waarom moet ik een briefje halen? Isabelle was vorige les ook te laat en zij hoefde geen briefje te halen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Voorbeeld
D
Autoriteit
Slide 18 - Quizvraag
Mensen zouden wat meer met de fiets naar hun werk moeten gaan, want dat is goed voor het milieu en het is goed voor hun conditie.
A
oorzaak en gevolg
B
voor- en/of nadelen
C
autoriteit
D
voorbeeld
Slide 19 - Quizvraag
Zelf aan de slag
Kijk opdracht 1 en 2 van paragraaf 2 na. + Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 75 t/m 77.