Didactiek visie Oranje

Didactiek visie Oranje
Het eindexamen biologie bestaat uit verschillende soorten vragen. 1 van deze verschillende soorten is het antwoord op de vraag halen uit informatie. Dit gaan we in deze lessonup oefenen.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Didactiek visie Oranje
Het eindexamen biologie bestaat uit verschillende soorten vragen. 1 van deze verschillende soorten is het antwoord op de vraag halen uit informatie. Dit gaan we in deze lessonup oefenen.

Slide 1 - Tekstslide

Je komt ze steeds tegen bij eindexamens: vragen waarbij gezegd wordt: 
"geef antwoord met behulp van de informatie."
Dat lijkt heel simpel, maar toch worden hier veel fouten mee gemaakt.
Daarom deze lessonup, zodat jij weet hoe je deze fouten kunt voorkomen

Slide 2 - Tekstslide

Het belangrijkst om te onthouden is:

Er staat: HAAL HET UIT DE INFORMATIE!!

Je hoeft hier niet zelf iets te verzinnen.
HET STAAT IN DE INFORMATIE!!!!!!!

Slide 3 - Tekstslide

SOORTEN INFORMATIE

TEKST

PLAATJE

GRAFIEK

De informatie staat in een tekst. 
Geef met een accentueerstift aan, wat belangrijk is.
Kijk nog een keer naar de vraag: waar staat het antwoord?
Neem dit over
Plaatjes staan er soms alleen maar, om het er leuker uit te laten zien.
Maar vaak is het plaatje nodig, om te beantwoorden.
Vergeet niet goed naar de plaatjes te kijken
Je kunt ook informatie uit een grafiek halen.
Vaak is dit om dingen te kunnen berekenen, maar soms moet je alleen iets aflezen.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe pak je informatievragen aan?
Hier in stappen beschreven hoe je informatievragen het beste kan aanpakken:
1. Lees de vraag
2. Bekijk of het een open of meerkeuze vraag is 
3. lees de tekst of bekijk de afbeelding
4. Lees de vraag nog een keer 
5. Lees nu de tekst of bekijk de afbeelding terwijl je gericht naar het antwoord zoekt. 

Slide 5 - Tekstslide

we gaan eerst samen oefenen

Slide 6 - Tekstslide

Lees de tekst en bekijk de afbeelding 

Maak aan de hand van de afbeelding en de tekst vraag 1 en 2

Slide 7 - Tekstslide

rode bloedcellen herken je aan de rode kleur, de dikke rand en de inkeping in het midden.
witte bloedcellen herken je aan de celkern en de verschillende vormen
bloedplaatjes herken je door de grootte. Ze zijn heel klein 

lees eerst de vraag en bekijk de antwoorden
bedenk voor jezelf staat het antwoord in de tekst of moet ik naar de afbeelding kijken
om deze vraag te beantwoorden moet je eerst weten hoe je de verschillende bloeddelen kan herkennen. Weet je dit niet meer klik dan op het oogje 

Slide 8 - Tekstslide

Letter P in de afbeelding geeft een bloeddeeltje aan. Hoe heet dit bloeddeeltje?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplasma

Slide 9 - Quizvraag

Nu zelf 
We hebben nu 1 opgave klassikaal behandeld. Nu mogen jullie het zelf proberen. Je krijgt 9 vragen en verschillende afbeeldingen en teksten om informatie uit te halen. 

denk goed na over wat er gevraagd wordt. Je moet alle vragen met de kennis over het hoofdstuk en met de informatie kunnen maken. Succes!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

TSH stimuleert de schildklier. In de schildklier wordt het schildklierhormoon aangemaakt. Deze zorgt voor de verbranding in cellen. Wat is de verbrandingsreactie?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Welke delen van het bloed zitten er in de lymfevaten?
A
Alleen witte bloedcellen
B
Alleen rode bloedcellen
C
witte bloedcellen en rode bloedcellen
D
Witte, rode bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 14 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Op de afbeelding staan verschillende bestanddelen van het bloed. Schrijf de juiste letter bij de juiste functie. 
Q
P
R

Slide 15 - Sleepvraag

Een witte bloedcel die bij de dijbeenader in het bloed is gekomen, stroomt
naar het hart.
Hoe heet het bloedvat waardoor deze witte bloedcel het hart
binnenkomt?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Finn zegt dat het pompen van het hart ervoor zorgt dat lymfevloeistof in
de goede richting stroomt.
Wie heeft gelijk?
A
Geen van beiden hebben gelijk
B
Julia heeft gelijk
C
Finn heeft gelijk
D
Julia en Finn hebben beide gelijk

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Hoe heet het orgaanstelsel waar de nieren bij horen?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Uit welk deel van het hart moet de hartkamer van kunststof bloed
opvangen? En in welk bloedvat moet de hartkamer van kunststof dit
bloed daarna pompen?
Schrijf je antwoord zo op:
deel van het hart: ..................................................................
naam van het bloedvat: .........................................................

Slide 22 - Open vraag

Om de functie van de linkerkamer goed over te kunnen nemen, moeten er
kleppen in de hartkamer van kunststof aangebracht worden.
 Leg uit wat de functie van deze kleppen is.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

op welke plaats bevat het water het meer koolstofdioxide, bij P of Q. Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide