Present Perfect
1 / 18
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Fill in: have / has
My mother _____ given me a present.
My mother _____ given me a present.
Slide 5 - Open vraag
You and I _____ done something wrong.
Slide 6 - Open vraag
My sisters _____ brought grandma home.
Slide 7 - Open vraag
Your dog _____ brought a stick.
Slide 8 - Open vraag
Fill in: voltooid deelwoord
My mother has _____ (to give) a gift.
My mother has _____ (to give) a gift.
Slide 9 - Open vraag
You and I have _____ (to do) something wrong.
Slide 10 - Open vraag
My sisters have _____ (to bring) grandma home.
Slide 11 - Open vraag
Your dog has _____ (to bite) me.
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Een Present Perfect bestaat altijd uit:
A
have/has + voltooid deelwoord
B
have + voltooid deelwoord
C
has + voltooid deelwoord
D
had + voltooid deelwoord
Slide 14 - Quizvraag
Have gebruik je bij
A
she, he, it
B
I, you, he, it
C
she, we, they
D
I, you, we, they
Slide 15 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord maak je:
A
door -ing achter het ww. te plakken.
B
door -s achter het werkwoord te plakken
C
door -ed achter het werkwoord te plakken
D
niet, want dat kan niet.
Slide 16 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord van een onregelmatig werkwoord maak je:
A
door het eerste rijtje te gebruiken
B
door het tweede rijtje te gebruiken
C
door het tweede of derde rijtje te gebruiken
D
door het derde rijtje te gebruiken
