2h - woordsoorten 1 H5

2h/v - woordsoorten 1 H5
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2h/v - woordsoorten 1 H5

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les


Voor de toetsweek: leesvaardigheid

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen leesboek

Starten met grammatica woordsoorten
- herhalen stof leerjaar 1
--> aantekeningen maken!



Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het einde van deze les:

- heb je je voorkennis van grammatica woordsoorten weer opgefrist. 
- kun je de verschillende woordsoorten herkennen en benoemen.




Slide 4 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Waarom leren ontleden?
Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.

Als je een andere taal dan het Nederlands moet leren, is kennis van ontleden ook heel handig. Je kan dan gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kan je benoemen

Slide 7 - Tekstslide

Welke woordsoorten ken je nog?

Slide 8 - Woordweb

Herhaling stof leerjaar 1
lidwoorden
zelfstandige naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
voorzetsels

bijwoorden -> volgende les
voornaamwoorden -> volgende les

Slide 9 - Tekstslide

Lidwoorden
Onbepaald (olw)
Een
Bepaald (blw)
De
Het

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden




Mensen
docent, meisje, secretaresse, voetballer, bouwvakker, schoonheidsspecialist, bakker...
Dieren
Ezel, lieveheersbeestje, slang, tor, hond, muis, oxelot...
Planten/natuurverschijnselen
Zonnebloem, orkaan, regenbui, zonneschijn, eik, beukenboom...
Dingen/gevoelens
Tafel, schrift, fiets, kaasschaaf, geluk, liefde, haat, honger...
Eigennamen
Robin, Karel, Mees, Praxis, Amsterdam, Eiffeltoren, Jansen...

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
Enkelvoud en meervoud: mens-mensen

Verkleinwoord: huis-huisje

De, het of een: de kat, het fietspad, een schoolgebouw

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord:
- meestal vóór, soms ná het zelfstandig naamwoord 
- korte en lange vorm (mooi - mooie)
- trappen van vergelijking (mooi - mooier - mooist)
- sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van een werkwoord

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Zegt van welke stof iets is gemaakt:
- een gouden oorbel
- een houten stoel
- een katoenen shirt

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en.
De mooie film.

Die film is mooi en heel erg beroemd!

Slide 13 - Tekstslide

Voorzetsels (vz)
Tijd
  • na de zomer
  • tijdens de wandeling
  • gedurende het weekend
Plaats
  • aan zee
  • in Voorburg
  • bij de supermarkt
  • op zolder
Reden/oorzaak
  • door het succes
  • vanwege de regen

Slide 14 - Tekstslide

Voorzetsels (vz)
  • Staat meestal vóór een lidwoord of een voornaamwoord.

  • Als een voorzetsel achter een zn staat, geeft het vaak een richting aan.

  • Soms is een voorzetsel onderdeel van een vaste combinatie of uitdrukking.
  • tussen de papieren/naast mij
  • het bos in/die kant op
  • in verband met

Slide 15 - Tekstslide

Bijwoorden (bw)
  • Tijd: gisteren, nu, straks, tegenwoordig
  • Plaats: hier, daar, nergens, er
  • Zekerheid: absoluut, zeker, echt, vast
  • Ontkenning: niet, nooit, geenszins
Let op!
  • Ook vraagwoorden zoals hoe, waar, wanneer, waarom en waarheen.

  • Een bijwoord kan iets zeggen over een ander woord, zoals een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord!

Slide 16 - Tekstslide

Voornaamwoorden
Persoonlijk vnw
Ik, jij, hij, zij, jullie, enz.
Bezittelijk vnw
mijn, jouw, hun, haar, zijn, enz.
Aanwijzend vnw
Die, dat, deze, degene, dezelfde, zoiets, enz.
Betrekkelijk vnw
die, dat, wie, wat, welke, hetgeen (functie van verwijzen)

Slide 17 - Tekstslide

Oefenopdracht
Songtekst aanvullen en benoemen

1) luister naar het liedje en vul eerst de ontbrekende woorden in.
2) benoem vervolgens deze woordsoorten

Slide 18 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het einde van deze les:

- heb je je voorkennis van grammatica woordsoorten weer opgefrist. 
- kun je de verschillende woordsoorten herkennen en benoemen.




Slide 19 - Tekstslide

Volgende les

Vrijdag
Verder met grammatica woordsoorten




Slide 20 - Tekstslide