Fictie begrippen

Fictie 
Bij het vak Nederlands word je getoetst op fictie door middel van handelingsopdrachten. 
We gebruiken het woord fictie vaker bij het vak Nederlands.

Weet jij wat fictie allemaal inhoudt en betekent?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Fictie 
Bij het vak Nederlands word je getoetst op fictie door middel van handelingsopdrachten. 
We gebruiken het woord fictie vaker bij het vak Nederlands.

Weet jij wat fictie allemaal inhoudt en betekent?

Slide 1 - Tekstslide

Wat is fictie?

Slide 2 - Open vraag

Dit is fictie.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 4 - Quizvraag

Fictie?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

autobiografie of biografie?
Auto=zelf
Autobiografie is jouw leven/ verhaal geschreven door jezelf.
Biografie is jouw leven/verhaal door een ander geschreven.

Slide 6 - Tekstslide

Ken jij bekende Nederlanders die een autobiografie of biografie hebben geschreven?

Slide 7 - Open vraag

autobiografie
biografie

Slide 8 - Tekstslide

onderwerp
Een onderwerp van een verhaal:
Waar het verhaal overgaat?
Kort vertellen waar het verhaal overgaat.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van het boek "Echte mannen eten geen kaas"?

Slide 10 - Open vraag

Beoordelingswoorden
interessant, spannend, realistisch, makkelijk, moeilijk, zielig, indrukwekkend, langdradig, grappig, leerzaam.

Slide 11 - Tekstslide

Maak hier een zin waarbij je je mening geeft over een boek of film.
Ik vind het boek/de film........want,

Slide 12 - Open vraag

hoofpersoon/bijpersoon
Welke kenmerken heeft een hoofdpersoon:
-Je leert hem kennen door wat hij voelt en denkt.
- Je leert de hoofdpersoon heel goed kennen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wie is de hoofdpersoon of zijn de hoofdpersonen in dit fragment?
A
De vrouw in de rode jurk
B
De burgemeester
C
De bejaarde mensen
D
De vrouw in de rode jurk en de burgemeester

Slide 15 - Quizvraag

In een verhaal heb je vaak meer bijpersonen dan hoofdpersonen.
A
niet waar
B
waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze persoon leer je het beste kennen.
A
hoofdpersoon
B
bijpersoon

Slide 17 - Quizvraag

De belangrijkste personen in een verhaal noem je...
A
hoofdpersonen
B
bijpersonen

Slide 18 - Quizvraag

Kun je je beter inleven in de hoofdpersoon of in de bijpersoon?
A
Hoofdpersoon
B
Bijpersoon

Slide 19 - Quizvraag

Van deze personage lees je de gevoelens en gedachten.
A
hoofdpersoon
B
bijpersoon

Slide 20 - Quizvraag

Als je een personage goed leert kennen in een verhaal is het een...
A
hoofdpersoon
B
bijpersoon

Slide 21 - Quizvraag

Perspectief en vertelsituaties
  • ik-vertelperspectief
  • hij/zij-vertelperspectief
  • alwetend perspectief

Slide 22 - Tekstslide

Wat voor vertelperspectief heb je, als verschillende personages elkaar afwisselen?
A
Meerdere perspectieven.
B
Wisselend perspectief.
C
Ik-hij-zij-perspectief
D
Hij-/zij-perspectief.

Slide 23 - Quizvraag

Einde

Slide 24 - Tekstslide