Les 1.3.2 Rekenen aan gehaltes

Les 1.3.2 Rekenen aan gehaltes
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1.3.2 Rekenen aan gehaltes

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Nakijken: opdracht 1 t/m 4 (vanaf blz 37)
  • verder 1.3 Rekenen aan gehaltes

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken: opdracht 1 t/m 4 (vanaf blz 37)

Slide 3 - Tekstslide

1
  • a) 3
  • b) 3
  • c) 1
  • d) 4
  • e) 5

Slide 4 - Tekstslide

2
  • (237,15 + 238,03 + 237,65 + 237,88 + 238,10 + 237,91) : 6 = 237,79 K
  • Het antwoord mag worden gegeven in vijf significante cijfers, omdat alle meetwaarden in vijf significante cijfers zijn gegeven en het getal 6 een telwaarde is.

Slide 5 - Tekstslide

4
  • a) V = 10 + 6,3 = 16,3 dm3, V = 16 dm3

  • b) m = n ∙ M
  • m = 0,06 × 202 = 12,12 g
  • m = 1∙101 g

  • c) n = 1000 − 0,47 = 999,53, n = 1000 mol

Slide 6 - Tekstslide

3
  • a) 0,029 016 mol = 2,90∙10−2 mol
  • b) 482,5 mL = 482,5 cm3 = 482,5∙10−6 m3, V = 4,8∙10−4 m3
  • c) 5,4045 g = 5,4045∙10−3 kg, m = 5∙10−3 kg
  • d) 0,016 652 8 mol = 2∙10−2 mol

Slide 7 - Tekstslide

4d
  • m = n ∙ M, dus M = 𝑚 : 𝑛
  • M = 0,023 11 : 0,000 142 1 = 1,626∙102 g/mol.

Slide 8 - Tekstslide

4e
  •  m(goud) = 900 kg = 0,0900∙104 kg
  • m(zilver) = 1,2∙10 kg
  • m(legering) = ? kg
  • Uitwerking 
  • m(legering) = m(goud) + m(zilver)
  • m(legering) = 0,0900∙104 + 1,2∙104 = 1,29∙104 kg
  • m(legering) = 1,3∙104 kg

Slide 9 - Tekstslide

1.3 Rekenen aan gehaltes
  • 1.3.1 Je kunt berekeningen uitvoeren aan gehaltes: massa%, volume%, massa-ppm, massa-ppb en concentratie.
  • 1.3.2 Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met de significantie van meetwaarden en uitkomsten van berekeningen weergeven in het juiste aantal significante cijfers.

Slide 10 - Tekstslide

Massa- en volumegehaltes
  • Gehaltes worden vaak weergegeven als een percentage: het aantal delen per 100 delen.
  • Dit kan een massapercentage of volumepercentage zijn, afhankelijk van of je de massa of het volume gebruikt.

Slide 11 - Tekstslide

Massa- en volumegehaltes
  • Voor zeer lage concentraties worden massa-ppm en massa-ppb gebruikt.
  • Massa-ppm: aantal gram van de component per één miljoen gram mengsel.
  • Massa-ppb: aantal gram van de component per één miljard gram mengsel.

Slide 12 - Tekstslide

Op een rijtje...
  • (A) het deeltje/de stof waarvan je het gehalte berekent in het gehele mengsel;
  • m de massa in een eenheid naar keuze, zolang deze van m(A) en m(mengsel) hetzelfde zijn;
  •  V het volume in een eenheid naar keuze, zolang deze van V(A) en V (mengsel) hetzelfde zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 3
  • De maximaal toegestane concentratie loodionen in drinkwater bedraagt 1,0 g per 20 000 L.
  • Bereken met hoeveel massa-ppb dit overeenkomt. Neem aan dat de dichtheid van water 1,0 kg per liter is.

Slide 14 - Tekstslide

antwoord voorbeeldopdracht 3
  • De maximaal toegestane concentratie loodionen in drinkwater bedraagt 1,0 g per 20 000 L.
  • Bereken met hoeveel massa-ppb dit overeenkomt. Neem aan dat de dichtheid van water 1,0 kg per liter is.

Slide 15 - Tekstslide

Concentratie en molariteit
  • Concentratie c geeft de hoeveelheid van een stof in een oplossing of een stof in een bepaalde ruimte
  • Concentratie wordt vaak uitgedrukt in gram per liter (g/L) of mol per liter (mol/L) = molariteit.

  • molariteit: concentratie in mol per liter (mol/L) 
  • De eenheid van molariteit wordt geschreven als M:
  • 1 M = 1 mol/L.

Slide 16 - Tekstslide

Concentratie en molariteit



Hierin is:
  • [A] de molariteit van deeltje A in mol per liter (mol L−1 of M);
  • n(A) de chemische hoeveelheid van deeltje A in mol (mol);
  • Vopl het volume van de oplossing in liter (L).

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Maken: 5 t/m 10 (blz 38 en 39)

Slide 19 - Tekstslide