M1 NGSL woordsoorten + 201-216

Vocabulary - 201-216
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vocabulary - 201-216

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
- Vandaag leer je 15 Engels woorden
- Je leert strategieën om woorden beter te begrijpen/te kunnen vertalen. Vandaag gaan we ontdekken welke woordsoorten er zijn. 

Wat heb je nog meer nodig? -> Vocabulary list 1-500

Slide 2 - Tekstslide

Waarom was het ook alweer zo belangrijk om woordjes te leren?

Slide 3 - Woordweb

Vocabulary booklet 
  • Listen and repeat
  • read the translations of the words + the sentences
  • Are there any Dutch words you don't understand?

Slide 4 - Tekstslide

woordsoorten
Naast de vertaling van woorden is het ook belangrijk dat je weet welk soort woord het is. 
Met deze kennis kun je zinnen gemakkelijker vertalen en de betekenis begrijpen.

Slide 5 - Tekstslide

Kun jij een woordsoort noemen?

Slide 6 - Woordweb

woordsoorten 
Weet jij wat er bedoelt wordt met een zelfstandig naamwoord, een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord? 
Match in de volgende dia de woordsoorten aan hun betekenis.

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord 
(Engels: Noun)
Bijvoeglijk naamwoord
(Engels: adjective)
Bijwoord
(Engels: adverb)
werkwoord 
(Engels: verb)
voegwoord
(Engels: conjuction)
voorzetsel 
(Engels: preposition)
 geeft aan dat er iets gebeurt
 verbindt woorden of zinnen.
kan een positie aangeven
geeft een voorwerp aan
zegt iets over het zelfstandig naamwoord
zegt iets over het werkwoord (hoe iets gebeurt)

Slide 8 - Sleepvraag

Zelfstandig naamwoord 
(Engels: Noun)
Bijvoeglijk naamwoord
(Engels: adjective)
Bijwoord
(Engels: adverb)
werkwoord 
(Engels: verb)
voegwoord
(Engels: conjuction)
voorzetsel 
(Engels: preposition)
 geeft aan dat er iets gebeurt
 verbindt woorden of zinnen.
kan een positie aangeven
geeft een voorwerp aan
zegt iets over het zelfstandig naamwoord
zegt iets over het werkwoord (hoe iets gebeurt)

Slide 9 - Sleepvraag

woordsoorten
- zelfstandig naamwoord => woord waar je de, het of een voor kunt zetten
- werkwoord => geeft een actie aan
- bijvoeglijk naamwoord => vertelt iets over het zelfstandig nw (de rode auto)
- bijwoord => zegt iets over het werkwoord (Hij rijdt snel)
- voegwoord => verbindt woorden of zinnen (en, maar, omdat enz)
- voorzetsel => geeft een positie aan (op, in, onder, boven enz)

Slide 10 - Tekstslide

woordsoorten
Verbind een aantal Engelse woorden aan de juiste woordsoort.  

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord 
(Engels: Noun)
Bijvoeglijk naamwoord
(Engels: adjective)
werkwoord 
(Engels: verb)
voorzetsel 
(Engels: preposition)
fact
name
provide
month
money
large
read
without

Slide 12 - Sleepvraag

Gap-sentences
Op een toets krijg je regelmatig 'gap-sentences' of te wel: gatenzinnen. Een woord is weggelaten en jij moet ontdekken welk woord er in de zin past. 
De eerste stap is dan te bepalen, welk woord mist hier. 
We gaan even oefenen.

Slide 13 - Tekstslide

My friends ___________ hard for the test.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voegwoord

Slide 14 - Quizvraag

My book is ______ the table
A
werkwoord
B
voegwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 15 - Quizvraag

The ______ didn't fly, because it was hurt in an accident.
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 16 - Quizvraag

I feel cold, _______ I forgot my coat.
A
voegwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 17 - Quizvraag

My grandmother walks very ______, because she is old.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 18 - Quizvraag

Wat heb jij geleerd deze les?

Slide 19 - Woordweb

Oefen de woordjes in Quizlet

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link