1.3 lezen les 1 week 46 H2B

1.3 lezen les 1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.3 lezen les 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog over leesvaardigheid?

Slide 2 - Woordweb

Lesdoelen
       

         - ik weet hoe ik leesstrategieën moet toepassen
     -ik weet hoe ik tekstverbanden kan herkennen



Slide 3 - Tekstslide

leestrategieën


Op welke manier ga ik een tekst lezen? Wat is wanneer handig?

Slide 4 - Tekstslide

Je leest:
- titel
- eerst en laatste alinea
- lees de eerste zin van alle alinea's
- tussenkopjes
- vetgedrukte woorden
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 5 - Quizvraag

Je leest:
-Lees de tekst aandachtig, zin voor zin.
-Let op de informatie die inleiding en slot geven.
-Vraag je af wat het belangrijkste is wat over het onderwerp wordt gezegd.
-Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden.
-Kijk wat het verband is tussen tekstdelen.
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 6 - Quizvraag



Welke leesstrategie kies je als je stukken tekst uit jouw hoofd moet leren?
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 7 - Quizvraag

Welke leesstrategie kies je als je de volgende vraag krijgt?


'Wat voor reden voor het stoppen met roken wordt er genoemd in alinea 3?'
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een tekstverband?

Slide 9 - Woordweb

Tekstverbanden
Verbanden tussen de woorden, zinnen en alinea’s van een tekst
= het heeft met elkaar te maken, maar op welke manier?
Voorbeeld  
opsommend verband = 

tekstverband dat twee of meer zaken in volgorde noemt = 

Onze familie houdt zowel van hockey als van hardlopen.

Slide 10 - Tekstslide

Nog een voorbeeld
vergelijkend verband =
tekstverband dat een vergelijking tussen zinnen of alinea's laat zien
Mijn moeder is net zo sportief als Diana.
(zie meer voorbeelden in jouw boek op blz. 23 - je kent er uiteindelijk 8  )

Slide 11 - Tekstslide

Hoe noemen we de volgende woorden ook wel?
zowel, als en net?

Slide 12 - Open vraag

Signaalwoorden
Signaalwoorden geven een bepaald verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's. Ze helpen je ook om in een tekst het juiste  tekstverband te vinden

Bij de verschillende tekstverbanden horen verschillende signaalwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Even wat andere tekstverbanden voorbij laten komen!

Slide 14 - Tekstslide

Op zondag gaan we altijd hockeyen, nadat we vijf kilometer hebben gerend.
A
tegenstellend verband
B
tijdsvolgorde
C
uitleggend verband
D
concluderend verband

Slide 15 - Quizvraag

Walter fietst liever dan dat hij rent, hij gaat dus op zondag meestal fietsen.
A
tegenstellend verband
B
tijdsvolgorde
C
uitleggend verband
D
concluderend verband

Slide 16 - Quizvraag


Klassikaal opdracht 6 blz. 25 maken

Slide 17 - Tekstslide

Noem twee dingen die je geleerd hebt vandaag.

Slide 18 - Woordweb

Benoem één vraag die je vandaag beantwoord wilt hebben.

Slide 19 - Woordweb