,

DEF@ctO l les 30 l groep 7-8 l werkwoorden alles gemengd fase 5

Nieuw logo
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nieuw logo

Slide 1 - Tekstslide

Bezoek ook eens onze website
Werkwoordspelling
Doel: ik kan sterke en zwakke werkwoorden onderscheiden. Ik kan deze in de verleden tijd, voltooide tijd en tegenwoordige tijd juist vervoegen. Ik ken de gebiedende wijs, knipwerkwoorden en het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Bespreek het doel van deze les. Wat gaan de leerlingen deze les oefenen/leren?
Bekijk via het oogje het uitlegblad. Ken je de stappen nog?

Slide 3 - Tekstslide

Bekijk samen het uitlegblad. Klik op het oogje om het uitlegblad te openen. Daarna heb je de mogelijkheid om de afbeelding te vergroten (inzoomen). 
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank
luisteren - luisterden
fietsen - fietsten
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd wel van klank
 slapen - sliepen
drinken - dronken
Herhaling: sterke en zwakke werkwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn het zwakke of sterke werkwoorden?
zwak
sterk
kwamen
hikten
verkochten
knaagden
tuurden
hoopten
speelden
bleven

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn het zwakke of sterke werkwoorden?
zwak
sterk
gaan
blozen
lezen
zwijgen
vallen
vertalen
druppelen
zeggen

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 7 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Is het een sterk of zwak werkwoord?
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 8 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Is het een klankvast of klankveranderend werkwoord?
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.

Een voltooid deelwoord dat je als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, verbuig je zoals je een ander bijvoeglijk naamwoord verbuigt 
( +e )
verlicht --> de verlichte markt
betaald --> de betaalde factuur

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit.

Bijvoeglijk gebruikt deelwoord.

Een voltooid deelwoord dat je als bijvoeglijk naamwoord (VDBN) gebruikt, verbuig je zoals je een ander bijvoeglijk naamwoord verbuigt ( +e )
verlicht --> de verlichte markt
betaald --> de betaalde factuur


(kruiden) Het ...... vlees ligt in de koelkast.

Slide 10 - Open vraag

Antwoord: gekruide.

(kopiëren) Veerle heeft het ...... werkblad meegenomen.

Slide 11 - Open vraag

Antwoord: gekopieerde.
Bijvoeglijk gebruikt ONvoltooid deelwoord.

Een bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord schrijf je zo:
het hele werkwoord + de

eten --> de etende man
fietsen --> de fietsende jongen
Het laat ons zien dat het nog bezig is, het is ONvoltooid.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


(rennen) Het ...... meisje struikelt over een boostronk.

Slide 13 - Open vraag

Antwoord: rennende.

Kies het juiste bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord:
de ...  (vergroten)
A
vergroote
B
vergrootte
C
vergrote
D
vergroten

Slide 14 - Quizvraag

Antwoord C: vergrote.
Het voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge, maar kan ook beginnen met be, ver, her of ont aan het begin van het werkwoord. Werkwoorden die al beginnen met ge, krijgen geen extra ge ervoor.

Slide 15 - Tekstslide

Leg uit.
het voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge, maar kan ook beginnen met be, ver, her of ont aan het begin van het werkwoord. Werkwoorden die al beginnen met ge, krijgen geen extra ge ervoor.
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 16 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall.
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 17 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Kunnen ze de voltooid deelwoorden juist schrijven?
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 18 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Kunnen ze de voltooid deelwoorden ontwarren?
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 19 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Op welke letter eindigt het voltooid deelwoord?
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 20 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Los de puzzel op met het voltooid deelwoord.
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 21 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Ze oefenen met het wegslaan van de mollen met een sterk voltooid deelwoord.
De gebiedende wijs is een manier van praten waarbij je opdrachten of verzoeken geeft.
Vaak zet je een uitroepteken erachter.
Bijvoorbeeld: 
Loop naar de deur!
Eet je groenten!

Slide 22 - Tekstslide

De gebiedende wijs is een manier van praten waarbij je opdrachten of verzoeken geeft.
Vaak zet je een uitroepteken erachter.
De gebiedende wijs wordt gevormd door de stam van het werkwoord te nemen.
Bijvoorbeeld: 
Schrijf je naam hier.
Pak je schrift! 

Slide 23 - Tekstslide

De gebiedende wijs wordt gevormd door de stam van het werkwoord te nemen.

Geef opdracht in de gebiedende wijs:
Jij moet je jas aandoen.

Slide 24 - Open vraag

Antwoord: 
Doe je jas aan!

Geef opdracht in de gebiedende wijs:
Je moet de deur dicht doen.

Slide 25 - Open vraag

Antwoord: 
Doe de deur dicht!

Geef opdracht in de gebiedende wijs:
Je moet eerst de hond eten geven.

Slide 26 - Open vraag

Antwoord: 
Geef de hond eten!

(zijn) ............. stil! 
A
Ben
B
Wees

Slide 27 - Quizvraag

Antwoord: wees

(zijn) .............beleefd! 
A
Ben
B
Wees

Slide 28 - Quizvraag

Antwoord: wees
regel: v wordt f   
Werkwoorden met een f/v wisseling:
verven -  ruwe stam = verv          stam =  verf

Voltooid deelwoord: ge + stam + t/d = geverfd
let op: welke letter gebruik je? 

Slide 29 - Tekstslide

Leg uit.
Werkwoorden met een f/v wisseling:
verven - ruwe stam = verv stam = verf
Voltooid deelwoord: ge + stam + t/d = geverfd
regel:  z wordt s   
Werkwoorden met een z/s wisseling:
reizen -  ruwe stam = reiz         stam =  reis

Voltooid deelwoord: ge + stam + t/d = gereisd
let op: welke letter gebruik je? 

Slide 30 - Tekstslide

Leg uit.
Werkwoorden met een z/s wisseling:
reizen - ruwe stam = reiz stam = reis
Voltooid deelwoord: ge + stam + t/d = gereisd
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 31 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Laat de leerlingen een los blad of spellingschrift erbij pakken zodat ze de werkwoorden in de juiste vorm kunnen opschrijven.
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 32 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Laat de leerlingen een los blad of spellingschrift erbij pakken zodat ze de werkwoorden in de verleden tijd kunnen opschrijven.
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 33 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Kunnen de leerlingen de juiste stam bij het hele werkwoord vinden?
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 34 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Kennen de leerlingen de Franse en Engelse leenwoorden nog?
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 35 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall. Kennen de leerlingen de verleden tijd? Laat ze in het labyrint naar het juiste hokje lopen.
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 36 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall.
 Klik hier 
en speel het spel! 

Slide 37 - Tekstslide

Laat de leerlingen de link volgen en het spelletje spelen op Wordwall.
Er zijn werkwoorden die uit twee delen bestaan. 
In het hele werkwoord staan de twee 
delen bij elkaar. In de persoonsvorm zijn de delen van elkaar
losgeknipt. Het eerste deel van het knipwerkwoord
staat achteraan in de zin. 
We noemen dit knipwerkwoorden of scheidbare werkwoorden.
Bijvoorbeeld: 
(doorgeven) Ik geef het boek door
(vastpakken) Ik pak jouw hand vast.

Slide 38 - Tekstslide

Leg uit.

Er zijn werkwoorden die uit twee delen bestaan.
In het hele werkwoord staan de twee
delen bij elkaar. In de persoonsvorm zijn de delen van elkaar
losgeknipt. Het eerste deel van het knipwerkwoord
staat achteraan in de zin.
We noemen dit knipwerkwoorden of scheidbare werkwoorden.
Als het accent niet op het voorste deel van het hele werkwoord valt, dan kan je het niet losknippen.
Valt het accent wel op het eerste deel, dan kan je het losknippen en plaats je het achteraan in de zin.
Bijvoorbeeld: 
(overleggen) Ik overleg met mijn vriendin.
(oversteken) Ik steek de drukke weg over.

Slide 39 - Tekstslide

Leg uit.

Als het accent niet op het voorste deel van het hele werkwoord valt, dan kan je het niet losknippen.
Valt het accent wel op het eerste deel, dan kan je het losknippen en plaats je het achteraan in de zin.

Is het werkwoord scheidbaar?
aanmelden.
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quizvraag

Antwoord A: ja

Maak een zin met aanmelden waarbij je het werkwoord 'knipt'.

Slide 41 - Open vraag

Eigen antwoord.

Is het werkwoord scheidbaar?
inleveren.
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quizvraag

Antwoord A: ja

Maak een zin met inleveren waarbij je het werkwoord 'knipt'.

Slide 43 - Open vraag

Eigen antwoord.

Is het werkwoord scheidbaar?
uitschakelen.
A
ja
B
nee

Slide 44 - Quizvraag

Antwoord A: ja

Maak een zin met uitschakelen waarbij je het werkwoord 'knipt'.

Slide 45 - Open vraag

Eigen antwoord.
Je weet dat we de stam van het werkwoord nodig hebben om de juiste vormen daarna te schrijven.

De stam van Engelse werkwoorden: 
Engelse infinitief van het werkwoord.
Voorbeelden:
- downloaden => [in het Engels] to download => ik download
- deleten => [in het Engels] to delete => ik delete

Slide 46 - Tekstslide

Je weet dat we de stam van het werkwoord nodig hebben om de juiste vormen daarna te schrijven.
De stam van Engelse werkwoorden:
Engelse infinitief van het werkwoord.


wat is de stam van: faxen
A
fax
B
faxe

Slide 47 - Quizvraag

Antwoord A: fax.

hoe schrijf je het volgende werkwoord in de
hij-vorm, tt: racen
A
ract
B
racet

Slide 48 - Quizvraag

Antwoord B: racet.

Vul de juiste vorm in van downloaden.
De fotograaf......... vandaag de foto's.

Slide 49 - Open vraag

Antwoord: downloadt

Wat is de enkelvoudsvorm in de verleden tijd:
Nora ... (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 50 - Quizvraag

Antwoord A: deletete.

Wat is het voltooid deelwoord?
Thomas heeft ... (racen)
A
geracte
B
geractte
C
geraced
D
geracet

Slide 51 - Quizvraag

Antwoord D: geracet.
Bekijk via het oogje het uitlegblad. Ken je de stappen nog?

Slide 52 - Tekstslide

Bekijk samen het uitlegblad. Klik op het oogje om het uitlegblad te openen. Daarna heb je de mogelijkheid om de afbeelding te vergroten (inzoomen). 
Reflecteren

Slide 53 - Tekstslide

Laat de leerlingen antwoord geven op de reflectievragen.
Je kan dit mondeling doen, maar je kan er ook voor kiezen om dit te laten invullen op het reflectieblad dat als bijlage is toegevoegd. Dit blad kan daarna ook opgenomen worden in de portfoliomap.
Tot de volgende keer
Deze les is gemaakt door DEF@ctO. Op de vermelde bronnen na, alle rechten voorbehouden aan team DEF@ctO.




Slide 54 - Tekstslide

Bezoek onze website: