Een jongen heeft de genen voor de oogkleur: AA. Hij is dan:
A
Homozygoot recessief
B
Heterozygoot
C
Homozygoot dominant
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Een jongen heeft de genen voor de oogkleur: AA. Hij is dan:
A
Homozygoot recessief
B
Heterozygoot
C
Homozygoot dominant
Slide 1 - Quizvraag
Krijgt een jongen het X-chromosoom van zijn vader of moeder? En van wie heeft hij het Y-chromosoom gekregen?
A
Het X-chromosoom kan alleen van zijn moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader.
B
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader.
C
Het X-chromosoom kan alleen van zijn vader komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder.
D
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder.
Slide 2 - Quizvraag
Genotype Aa geeft voor bruine ogen Genotype aa geeft voor blauwe ogen Welke kleur ogen is recessief?
A
bruin
B
blauw
Slide 3 - Quizvraag
Recessief betekent bij erfelijkheid
A
Zwak. Kleine letter gebruiken
B
Zwak. Grote letter gebruiken
C
Sterk. Kleine letter gebruiken
D
Sterk. Grote letter gebruiken
Slide 4 - Quizvraag
Frank heeft voor het haarkleur de genen Bb (bruin), Frank is
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
Slide 5 - Quizvraag
Een meisje heeft de genen voor de oogkleur: aa. Zij is dan:
A
Homozygoot recessief
B
Heterozygoot
C
Homozygoot dominant
Slide 6 - Quizvraag
Genotype Hh geeft voor rode bloemen Genotype hh geeft voor witte bloemen Welke kleur bloemen is recessief?
A
wit
B
rood
Slide 7 - Quizvraag
Het fenotype is
A
Alleen erfelijk
B
Erfelijk en invloeden uit de omgeving
C
Alleen de invloeden uit de omgeving
Slide 8 - Quizvraag
Het genotype is
A
Alle erfelijke eigenschappen
B
Alleen het uiterlijk
C
Invloeden uit het milieu
Slide 9 - Quizvraag
Welke genotype hoort bij welk begrip?
AA
Aa
aa
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Slide 10 - Sleepvraag
Wat betekenen de symbolen P en F1 in een kruisingsschema?
A
P is de vader en F1 is de moeder
B
P zijn de kinderen en F1 zijn de ouders
C
P zijn de ouders en
F1 zijn de kinderen
D
Slide 11 - Quizvraag
Taaislijmziekte is een ernstige erfelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet.
Een onderzoek wijst uit dat de baby geen taaislijmziekte zal krijgen. Welk genotype of welke genotypen kan de baby hebben?
A
rr
B
Rr
C
RR
D
RR of Rr
Slide 12 - Quizvraag
Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 13 - Quizvraag
Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord
Slide 14 - Quizvraag
Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?