Na de neusholte of mondholte komt de lucht in de keelholte. Ook voedsel dat je inslikt, komt door de keelholte. Lucht moet de luchtpijp in, en voedsel moet de slokdarm in. Om dit te regelen, zitten er twee klepjes in de keelholte. Boven in de keelholte zit de huig en onderin het strotklepje (afbeelding). Als je ademhaalt, zijn de slokdarm en de luchtpijp allebei open (zie afbeelding 1). De lucht kan dan door je luchtpijp naar je longen stromen, en terug. Als je voedsel inslikt, sluit de huig de neusholte af (afbeelding 2). Tegelijk sluit het strotklepje de luchtpijp af. Hierdoor komt voedsel niet in je neusholte of luchtpijp. Soms sluiten het strotklepje en de huig niet goed. Bijvoorbeeld als je tijdens het eten in de lach schiet. Je kunt je dan verslikken. Voedsel of drank komt dan in je luchtpijp en je neusholte (afbeelding 3). Door te hoesten kun je het voedsel meestal weer uit je luchtpijp verwijderen.