4.3 Staatsvorming & centralisatie

Hoofdstuk 4 Steden en Staten
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 Steden en Staten

Slide 1 - Tekstslide

programma

1. welkom
2. uitleg centralisatie en staatsvorming in vogelvlucht
3. expert-opdracht
4. evaluatie
5. afronding

Slide 2 - Tekstslide

kenmerkend aspect:
Het begin van staatsvorming en centralisatie

Slide 3 - Tekstslide

= staatsvorming

Slide 4 - Tekstslide

= centralisatie

Slide 5 - Tekstslide

expert opdracht (A) 
Voor elk gebied geldt de volgende opdracht: Leg met behulp van de afbeeldingen het verloop van de staatsvorming en centralisatie uit. Hierbij is niet gezegd dat dit overal een succes was…

Elk groepje bereidt een eigen gebied voor
Nummers 1 en 5 Engeland
Nummers 2 en 6 Frankrijk
Nummers 3 Bourgondië (de Nederlanden)
Nummers 4 Duitsland


Slide 6 - Tekstslide

expert opdracht (B) 
Eén nummer 1, één nummer 2, één nummer 3 en één nummer 4 vormen een groep.
Er is nu van elk gebied een expert in de groep aanwezig. 

Vertel elkaar de inhoud van je expertise op volgorde van de nummers.
De andere luistert, vraagt en noteert. 

Slide 7 - Tekstslide

evaluatievragen
1. Welke elementen horen bij staatvormimng? Wat zie je overal terug?
2. Bedenk per gebied of de staatsvorming goed of minder goed gelukt is. Onderbouw dit met voor elk gebied een argument voor en een argument tegen te geven.

Slide 8 - Tekstslide

evaluatie 
Welke elementen horen bij staatvormimng? Wat zie je vooral en overal terug?
  • - een hoofdstad
  • - overal geldige wetten
  • - overal belasting heffen
  • - een parlement
  • - afspraken met de edelen of goede relatie met de edelen
  • - centrale rechtbank
  • - ambtenaren 
  • - huursoldaten 

Slide 9 - Tekstslide

evaluatie (vervolg)
Bedenk per gebied of de staatsvorming goed of minder goed gelukt is. Onderbouw dit met voor elk gebied een argument voor en een argument tegen te geven.

Slide 10 - Tekstslide

deel 2
 Woordwiel
doel:
wat hoort bij elkaar en wat staat tegenover elkaar, kijkend naar staatsvorming en centralisatie.
Je ziet hier woordwielen die gevuld moeten worden met begrippen. De begrippen hebben een onderlinge samenhang die in het wiel tot uitdrukking moet komen. Sommige begrippen overlappen elkaar en gaan deels over dezelfde inhoud, ze hebben inhoudelijke samenhang. Dat verband moet je kunnen uitleggen. Andere begrippen zijn elkaars tegengestelde; ook die relatie moet je kunnen toelichten.

Slide 11 - Tekstslide

Binnencirkel:
 adel 

belasting
 
 Staten-Generaal 

vorst

Slide 12 - Tekstslide

buitencirkel
 3 standen 

ambtenaren en huursoldaten 

 keurvorsten 

wetten

Slide 13 - Tekstslide

toelichting
 Schrijf in de toelichting waarom je begrippen naast elkaar, tegenover elkaar of elkaar ‘over- lappend’ hebt gezet: 
wat is de relatie tussen de begrippen?

Slide 14 - Tekstslide

toelichting
 Zoek er in het handboek de jaar- tallen/periodes bij.

Slide 15 - Tekstslide

conclusie/evaluatie

Slide 16 - Tekstslide

Hierna volgt nog extra informatie.
Zelfstandig doorwerken.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Feodaal Engeland
Willem de Veroveraar voert feodale stelsel in Engeland in
Maatregelen om machtig te blijven:
- Leenmannen kregen niet één groot stuk in leen maar kleine stukjes
- Willem hield de beste gebieden voor zichzelf
- Alle bezittingen van de adel werden opgeschreven in het Domesday Book (1086)
Gevolg: duidelijk wie de macht heeft 

Slide 19 - Tekstslide

Domesday Book

Slide 20 - Tekstslide

Centralisatie
Engelse koningen centraliseren hun land: bestuur vanuit één plek
Voorbeeld: centrale rekenkamer
Gevolg: adel en kerk verzetten zich tegen afname macht
Voorbeeld: Koning Jan Zonder Land
Ruzie met kerk: excommunicatie
Ruzie met adel: Magna Carta (1215)

Slide 21 - Tekstslide

Magna Carta

Slide 22 - Tekstslide

Rijk Karel de Grote
2 landen ontstaan uit het rijk van Karel de Grote: Frankrijk en Duitsland

Slide 23 - Tekstslide

Duitsland centraliseert niet...
  • Geen hoofdstad
  • Duitse koningen noemen zich keizer en laten zich in Rome kronen
  • Koningschap niet erfelijk
  • Rijk wordt genoemd: Heilige Roomse Rijk

Slide 24 - Tekstslide

Het slechtste recept...
  • Koningschap is niet erfelijk
  • Na een dood wordt de opvolger gekozen door de edelen - keurvorsten genoemd-
  • Zo blijft de koning afhankelijk van zijn edelen, hij moet populair blijven

Slide 25 - Tekstslide

De Nederlanden 

Slide 26 - Tekstslide

1430
  • Meeste Nederlandse gewesten onder 1 vorst
  • Filips van Bourgondie (of Filips de Goede)
  • Begint met instellen centraal bestuur
  • Hoofdstad Brussel
  • In Gelderland centrale rechtbank
  • Door huwelijk daarna deel van Habsburgse rijk (Spanje)

Slide 27 - Tekstslide