In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wat gaan we deze les doen?
Oefentoets maken! Super!
Slide 1 - Tekstslide
Kosten zijn hetzelfde als uitgaven.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Toegestane kosten zijn offers die voor een product gedaan mogen worden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Verspillingen in productiebedrijven zijn moeilijker te ontdekken dan in handelsbedrijven.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Ondernemers rekenen de aanschaf van bedrijfsmiddelen inclusief BTW. De BTW kan niet worden teruggevorderd bij de Belastingdienst.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Rente is de ‘’prijs’’ van een lening.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
De technische levensduur van een bedrijfsmiddel is de periode waarbinnen het bedrijfsmiddel technisch gezien nog prestatie kan leveren.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Een auto schrijf je af met een vast percentage van de boekwaarde.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Een bureau schrijf je af met een vast bedrag of percentage van de aanschafwaarde.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Kosten voor gas een elektra zijn geen huisvestingskosten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Onder loonkostenverdeling verstaan wij de werkgeverslasten, loonheffingen, pensioenpremie en het nettoloon.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
De rente die je betaald over het geleende geld is alleen afhankelijk van de rente en het termijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Een schrikkeljaar is deelbaar door 5.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Verkoopkosten ontstaan als je de producten en diensten promoot en presenteert.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Een verzekering is een bescherming tegen de schade die veroorzaakt kan worden door onvoorziene gebeurtenissen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Emballagekosten is een voorbeeld van verzekeringskosten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
a. Bereken de aanschafwaarde exclusief BTW (2p).
Slide 17 - Open vraag
Berekening:
€18.331,50 / 121 x 100% = €15.150,00
Slide 18 - Tekstslide
b. Bereken de jaarlijkse afschrijving als de vorkheftruck met een vast bedrag per jaar wordt afgeschreven. (4p)
Slide 19 - Open vraag
Berekening
€15.150,00 - €1.150,00 = €14.000,00
€14.000,00 / 7 jaar = €2000,00 afschrijving per jaar.
Slide 20 - Tekstslide
c. Bereken de jaarlijkse rentekosten als Jim deze berekent over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen voor de gehele levensduur van de vorkheftruck. (4p)
Slide 21 - Open vraag
Berekening
€15.150,00 + €1.150,00 = €16.300,00
€16.300,00 / 2 = €8.150,00
€8.150,00 / 100% x 4% = €326,00 per jaar
Slide 22 - Tekstslide
d. Bereken het afschrijvingspercentage. (3p)
Slide 23 - Open vraag
Berekening
€2000,00 / €15.150,00 x 100% = 13,20%
Slide 24 - Tekstslide
e. Noem drie complementaire kosten van de vorkheftruck. (3p)
Slide 25 - Open vraag
f. Bereken de rentekosten over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen per boekjaar. (4p)
Slide 26 - Tekstslide
Pauze!
Tot over 10 minuten!
timer
10:00
Slide 27 - Tekstslide
a. Bereken het brutoloon van de medewerker op jaarbasis inclusief het vakantiegeld. (4p)
Slide 28 - Open vraag
Berekening
€149,10 / 36 uur = €4,14 per uur
€4,14 x 10 uur = €41,40 per week
€41,40 x 52 weken = €2.153,67
€2.153,67 / 100 x 108 % = €2.325,96 op jaarbasis
Slide 29 - Tekstslide
Het bruto jaarloon is niet hetzelfde als de brutoloonkosten voor een werkgever. Daar komen nog de vakantietoeslag en het aandeel werkgeverslasten bij.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quizvraag
c. Bereken de jaarlijkse personeelskosten die Henk-Jan veroorzaakt. (6p)
Slide 31 - Open vraag
Berekening
Slide 32 - Tekstslide
d. Noem de secundaire arbeidsvoorwaarden waar Henk-Jan gebruik van maakt. (2p)
Slide 33 - Open vraag
a. Noem twee voorbeelden van complementaire kosten van een elektrische auto. (2p)
Slide 34 - Open vraag
b. Bereken de afschrijving in het eerste en het tweede jaar. 4p
Slide 35 - Open vraag
Berekening
€33.275,00 / 121 x 100% = €27.500,00
Jaar 1: €27.500,00 / 100 x 20% = €5,500,00
Jaar 2: €27.500,00 - €5.500,00 = €22.000,00
€22.000,00 / 100 x 20% = €4.200,00
Slide 36 - Tekstslide
c. Bereken de rentekosten in het eerste en het tweede jaar. 4p
Slide 37 - Open vraag
Berekening
€27.500,00 + €10.000,00 = €37.500,00
€37.500,00 / 2 = €18.750,00
€18.750,00 / 100 x 2% = €375,00 euro voor jaar 1 en 2
Slide 38 - Tekstslide
a. Bereken de verzekeringskosten in het eerste jaar. (5p)
Slide 39 - Open vraag
Berekening
Slide 40 - Tekstslide
b. Bereken de verzekeringskosten in het derde jaar. (3p)