Werkwoordspelling bijv.nw/vd/od

Welkom!
Pak je leesboek.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Toets:
Maandag 11 april: werkwoordspelling H1 tm H6

1) Het verschil tussen VD en PVTT
2) Theorie bijvoeglijk naamwoord en od/vd
3) Opdrachten
4) Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Pak je laptop
En ga naar LessonUp.

Slide 3 - Tekstslide

Pvvt of vd?
Wat is ook alweer wat? En hoe weet je hoe je het schrijft?

Slide 4 - Tekstslide

pvtt of vd?
Vaak kun je ge- toevoegen aan het vd, maar niet altijd. Werkwoorden die beginnen met ver-, om-, be-, ont- enzovoort krijgen geen ge- toegevoegd:Ik ben veranderd, Ik ben omringd, Het is beantwoord, Zij is ontwaakt, Ik ben ontspannen. 
Bij zwakke werkwoorden HOOR je dan geen verschil tussen de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord
EN SOMS spel je beide vormen ook hetzelfde!

Slide 5 - Tekstslide

Hoe weet je of het werkwoord tussen haakjes een pvtt of vd moet zijn?
De boodschapper van de koning werd (bedreigen) door drie rovers.

Slide 6 - Open vraag

pvtt of vd?
De boodschapper van de koning werd (bedreigen) door drie rovers. Bedreigd is een vd. Dat weet je omdat:
  • het werkwoord niet verandert als je werkwoorden van tijd verandert: De boodschapper van de koning wordt bedreigd. Het is dus geen pv.
  • het kan nu alleen maar een VD zijn.  Je herkent dat aan het hulpwerkwoord 'worden' (werd). Je schrijft dit VD met een  -d omdat je bij langer maken 'bedreigde' hoort en de 'g' zit niet in het ex-kofschip.
Waarom kan het alleen maar een voltooid deelwoord zijn als het geen pvtt is?

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden houden zich dus niet aan regels, zoals de zwakke. Je moet dus leren/weten wat de verleden tijd en het voltooid deelwoord is. Het voordeel is wel dat je ze schrijft, zoals je ze hoort (zo kort en eenvoudig mogelijk) en dat je door het woord langer te maken, weet of je een -d of -t aan het eind moet schrijven!
Persoonsvorm?
pvtt:
stam
stam+t
hele ww
pvvt:
stam+
de/te
stam +
den/ten

't ex-kofschip
volt.dw
-langer maken
-d/t

't ex-
kofschip
onv. dw

hele ww. + d
inf.

hele
ww.
geb.
wijs

stam
JA
NEE
bijvoeglijk naamw.
zo kort mogelijk

Slide 8 - Tekstslide

Jouw reactie op mijn brief heeft mij serieus (verbijsteren).
pvtt
vd
verbijstert
verbijsterd

Slide 9 - Sleepvraag

Sinds vorig jaar is zij (verwikkelen) in een enorm schandaal.
pvtt
vd
verwikkelt
verwikkeld

Slide 10 - Sleepvraag

Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden houden zich dus niet aan regels, zoals de zwakke. Je moet dus leren/weten wat de verleden tijd en het voltooid deelwoord is. Het voordeel is wel dat je ze schrijft, zoals je ze hoort (zo kort en eenvoudig mogelijk) en dat je door het woord langer te maken, weet of je een -d of -t aan het eind moet schrijven!
Persoonsvorm?
pvtt:
stam
stam+t
hele ww
pvvt:
stam+
de/te
stam +
den/ten

't ex-kofschip
volt.dw
-langer maken
-d/t

't ex-
kofschip
onv. dw

hele ww. + d
inf.

hele
ww.
geb.
wijs

stam
JA
NEE
bijvoeglijk naamw.
zo kort mogelijk

Slide 11 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord 
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het mooie weer/ een mooi boek.
Mooi is een bijvoeglijk naamwoord in beide zinnen, want  het zeg iets over 'het weer' en over 'het boek'.

Ook van onvoltooid en voltooid deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De rode bus reed voorzichtig door de straat.
A
rode
B
bus
C
voorzichtig
D
straat

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Zaterdag wordt de gemiste wedstrijd ingehaald.
A
zaterdag
B
gemiste
C
wedstrijd
D
ingehaald

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De clown viel op zijn neus voor het lachende publiek.
A
clown
B
neus
C
lachende
D
publiek

Slide 16 - Quizvraag

Voorbeelden: het od of vd als bijv.nw
koken
gekookt vd

een gekookt worstje
de gekookte worst
kokend od
een kokend soepje
de kokende soep
wachten
gewacht vd
een gewacht momentje
de gewachte tijd
wachtend od
een wachtend kind
de wachtende passagier

Slide 17 - Tekstslide

Geef aan waarvan het bijvoeglijk naamwoord is gemaakt:

de huilende clown
A
onvoltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord
C
geen werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Geef aan waarvan het bijvoeglijk naamwoord is gemaakt:

het gesneden vlees
A
onvoltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord
C
geen werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Geef aan waarvan het bijvoeglijk naamwoord is gemaakt:

het verkruimelde deeg
A
onvoltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord
C
geen werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Geef aan waarvan het bijvoeglijk naamwoord is gemaakt:

de reddende engel
A
onvoltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord
C
geen werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Geef aan waarvan het bijvoeglijk naamwoord is gemaakt:

de verbrede weg
A
onvoltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord
C
geen werkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord (van onvoltooid of voltooid deelwoord)
Onvoltooid en voltooid deelwoorden die als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt gedragen zich net zo als gewone bijvoeglijke naamwoorden:
  • Net als een gewoon bijvoeglijk naamwoord kunnen ze een extra -e krijgen (gelast>gelaste, gewerkt>gewerkte)
  • Je schrijft zo kort en eenvoudig mogelijk op; Een begroot budget> het begrote budget
  • Alleen bij uitspraakproblemen krijg je een dubbele t of dubbele d  (bezet/bezette, beklad/bekladde).

Let op: voltooid deelwoorden die op -en eindigen (bijvoorbeeld gebakken, verloren, gewassen) veranderen niet als je ze als bijv.nw. gebruikt. De 'n' blijft dus staan!
Het gebakken brood, een verloren sok, het gewassen hemd, gewassen hemden enz.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is goed gespeld?
A
de beantwoordde brief
B
de beantwoorde brief

Slide 24 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
A
de verwachtte aankomsttijd
B
de verwachte aankomsttijd

Slide 25 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
A
de geredde drenkeling
B
de gerede drenkeling

Slide 26 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
A
de gevonden usb-stick
B
de gevonde usb-stick

Slide 27 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?


A
de roodde auto
B
de rode auto

Slide 28 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
A
de vergrootte foto
B
de vergrote foto

Slide 29 - Quizvraag

Heb je de uitleg goed begrepen?

0100

Slide 30 - Poll

Maken/huiswerk
Maak de online opdrachten van Spelling H5 (de spelling van  deelwoorden als bijvoeglijk naamwoorden) t/m opdracht 5. Daarna maak je de online opdrachten van Spelling H6 (werkwoordsvormen en -tijden).

Ben je al klaar of wil je extra oefenen?
  • Ga naar Cambiumned.nl>spelling>werkwoordspelling


Slide 31 - Tekstslide