Begrijpend lezen oefenen
1 / 22
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welke 6 tekstdoelen ken je?
timer
1:00
Slide 4 - Open vraag
Hoe is een tekst opgebouwd? Noem de 3 delen.
timer
1:00
Slide 5 - Open vraag
Waar of niet waar: de hoofdgedachte noteer je in een hele zin.
timer
1:00
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Waar of niet waar: het onderwerp van een tekst noteer je in een of enkele woorden
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een feit en een mening?
timer
1:00
Slide 8 - Open vraag
Feit of mening:
Vandaag is het donderdag.
Vandaag is het donderdag.
A
feit
B
mening
Slide 9 - Quizvraag
Feit of mening?
Hij praat heel snel.
Hij praat heel snel.
A
mening
B
feit
Slide 10 - Quizvraag
Feit of mening?
Morgen moet ik naar de tandarts.
Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Link
Schrijf de kernzin van de tweede alinea.
timer
1:00
Slide 14 - Open vraag
In dit artikel staan vooral..
A
feiten
B
meningen
Slide 15 - Quizvraag
Het tekstdoel van deze tekst is...
A
mening geven
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Link
Worden er in deze tekst citaten gebruikt?
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quizvraag
Wat bedoelt de schrijver met "De zangeres zet ook haar collega's in het zonnetje"?
A
De collega's gingen naar buiten om in de zon te zitten.
B
De zangeres gaf aandacht aan haar collega's.
C
De zangeres geeft haar collega's op een positieve manier aandacht.
D
De zangeres werd erg lief gevonden door haar collega's.
Slide 20 - Quizvraag
Hoe wordt deze tekst afgesloten?
A
Met een conclusie
B
Met een samenvatting
C
Met een advies
D
Er is geen slot
