“Het kamermeisje had slecht geslapen. Haar kindje was ziek. Liever zou ze thuis zijn bij haar dochter. Nog een kamer: 1023. Ze kreeg de kamerdeur niet goed open. Ze duwde, harder, voelde dat er iets verschoof. Door een kier kon ze zich naar binnen werken. Ze zag wat, nee wie, in de weg lag. Ze slaakte een kreet en rende naar het kantoortje om te vertellen wat ze had gevonden, achter de deur van kamer 1023.” (Uit: Wespennest! pagina 125 uit Bergen Bloedt, Karakter uitgevers, 2011.)