Hoe? 1. Lees de titel, tussenkopjes en bekijk eventuele afbeeldingen. 2. Lees de inleiding 3. Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst? --> in enkele woorden.
- Het onderwerp moet je kunnen omschrijven in één of slechts een paar woorden. Het is waar de tekst over gaat. Als er naar het onderwerp wordt gevraagd moet je nooit antwoord geven in de vorm van een zin.
- De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat de schrijver zegt in één zin.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het onderwerp de tekst?
A
studenten hergebruiken afval
B
studenten zijn milieubewust
C
auto van afval gemaakt
D
auto van plastic flessen gemaakt
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte?
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen het onderwerp van een tekst en de hoofdgedachte?
Slide 11 - Open vraag
H1 Lezen §3 Hoofdgedachte
Opdracht: blz 21 We maken samen opdracht 1 en 2.
Opdracht: blz 22/23
Je leest tekst 1 en 2 en maakt opdracht 3
Hoe: Je mag samenwerken
Nodig: Je boek, een schrift en (markeer)pen
Klaar: Lees op www.ad.nl het nieuws van vandaag
timer
12:00
Slide 12 - Tekstslide
Lezen
timer
12:00
Slide 13 - Tekstslide
Bedankt voor je inzet
Slide 14 - Tekstslide
Heb je de lesdoelen: "ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte in een tekst vinden" al gehaald?