Spelling + schrijven vrijdag 10-6

Uitleg door leerling
Wanneer schrijf je GEEN trema en/of apostrof? 

Waarom is het Piets jas, Roberto's boek en Alex' cijfer? 

Waarom is het baby'tje en cowboytje


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Uitleg door leerling
Wanneer schrijf je GEEN trema en/of apostrof? 

Waarom is het Piets jas, Roberto's boek en Alex' cijfer? 

Waarom is het baby'tje en cowboytje


Slide 1 - Tekstslide

Opdrachten maken:
Doornemen blz. 37 en 38 én oefenen in Lesson Up.
Maken én bespreken opdrachten 21, 22 en 23.
Extra uitleg over werkwoordspelling nodig? 
Klaar? Oefentoets spelling maken en/of oefenbrief 3. 
Klaar? Extra werkwoordspelling oefenen: opdrachten 24 en 25.
Klaar? Bedenk leervragen + antwoorden bij de theorie! 
Toetsweek voorbereiding: zie SOM. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Accent aigu - streepje naar rechts, zorgt voor een korte -e uitspraak
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Accent circonflexe - dakje kan je NIET aan de uitspraak horen.
A
Waar
B
Niet waar.

Slide 5 - Quizvraag

Waarom gebruik je klemtoontekens (een accent aigu: ´)?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van baby?
A
babytje
B
baby'tje

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van ski?
A
skietje
B
ski'tje

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van oma?
A
oma'tje
B
omaatje

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van museum?
A
musea
B
museumpje
C
museumtje
D
museum'pje

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoorden van display?
A
display'tje
B
displaytje

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van:
koning?
A
koningkje
B
koninkje
C
koningetje

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van café?
A
cafétje
B
café'tje
C
cafeetje
D
caféétje

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van 'cd'?
A
cd'tje
B
cdtje
C
cd's
D
cd-en

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het goede verkleinwoord voor chocolade?
A
Chocolaatje
B
Chocolaadje
C
Chocolatje
D
Chocoladetje

Slide 16 - Quizvraag