1. hic, haec, hoc = deze, dit (hier bij mij)
2. iste, ista, istud = die, dat (daar bij jou)
3. ille, illa, illud = die, dat (daar ver weg)
Let op: aanwijzend voornaamwoord kan bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden.
Bijvoeglijk: het congrueert (istum iuvenem = die jongeman)
Zelfstandig: het congrueert niet (illud porto = ik draag dat)