Unité 1 grammaire 2 lidwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Unité 1 grammaire 2 lidwoord

> je kunt jezelf voorstellen in het Frans

> je kunt kleine gesprekjes volgen

> je leert het lidwoord in het Frans toepassen

> Parler

> So bespreken? 

> Commencer avec écouter?

> Expliquer grammaire (het lidwoord)

Aantekening: Hoe kijk/luister je in het Frans?

Stap 1: Bekijk de titel en de plaatjes.

Stap 2: lees de vragen.

Stap 3: Waar gaat het over?

Stap 4: Welke woorden heb ik nodig?

Stap 5: Luister het fragment.

Stap 6: Beantwoord de vragen.

Stap 7: Luister nog een keer.

quoi: faites page 21 -24 

exercice 9, 10, 12, 13,14,15

comment: ensemble dans ton livre

durée: 40 minutes

fini? 

apprenez apprendre 4 et 10 

page 37 et 39

> Contrôler écouter

> welke opdrachten vond je lastig/maken we samen?

> antwoorden in Teams (thuis nakijken als je het in je boek hebt gemaakt)

De lidwoorden page 26.

prenez ton cahier. 

de/het = le = mannelijk

                la = vrouwelijk

                l' = (bij woorden die beginnen met een klinker: a, e, o, u, i en bij de h)

                les = meervoud

let op: wordt het les of des? krijgt het zelfstandig naamwoord een extra 's'

voorbeeld:  

la maison --> les maisons

le collège --> les collèges

l'hôtel       --> les hôtels

een = un = mannelijk

            une = vrouwelijk

Het meervoud van un en une = 

des =  x  = meervoud (wordt niet vertaald) 

let op: het zelfstandig naamwoord krijg een extra 's'

            

Voorbeeld: 

une maison = des maisons = huizen

un collège    = des collèges = middelbare scholen

extra uitleg filmpje

quoi: Faites exercice 16 A B C D E F page 25- 28

comment: dans ton livre

durée: 30 minutes

Fini? répétez apprendre 4 et 10 page 37 et 39 apprenez apprendre 5 page 37-38

..... ami (de)

..... amis (de)

..... ami (een)

..... amie (de)

..... amies (de)

..... amie (een)

..... amies(x)

On prend …. Bus? (m) (de)

Il y a … école à Paris? (f) (een school)

Oui, il y a .... écoles à Paris (scholen)

….(de) Collège est grand (m)

La France est … (een) grand pays (m)

…. Quartier (de) (m) est joli

….. Amis (de) sont grands

Il y a …. Touristes à Lyon? (x)

> faites exercice 16 A B C D

> fini? lis l'explication il(s) et elle(s)

> faites 16 E F

> fini? appenez apprendre 5 

> répétez apprendre 4