In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Geschiedenis S.O. Paragraaf 1 en 2 H. 1!
Toetsnorm: Klein weging 1X!
Niveau: 1 mavo
Boek: Geschiedeniswerkplaats
Onderwerp: Tijdvak 1: Jagers en boeren.
Punten: 40
Slide 1 - Tekstslide
Geschiedenis onderbouw
1: De levenswijze van jagers en verzamelaars.
2: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
Slide 2 - Tekstslide
Veel succes!
Neem je tijd en doe je best!
Slide 3 - Tekstslide
Paragraaf 1.1: De eerste mensen!
Slide 4 - Tekstslide
Wat was het gevolg van het einde van de ijstijd?
A
Noord-Europa stond nog onder water door de hoge zeespiegel
B
Er waren te veel gevaarlijke mammoeten in Noord-Europa
C
Er kwamen mensen in Noord-Europa wonen!
D
Er was een ijstijd, dus daar viel niet te leven.
Slide 5 - Quizvraag
Jagers en verzamelaars
Boeren
Slide 6 - Sleepvraag
Jager-verzamelaars: A gebruikten materialen uit de natuur. B leefden in grote groepen. C maakten voorwerpen van steen. D woonden op een vaste plek.
Welke letter of letters zijn juist?
A
Alleen A
B
B en C
C
A en C
D
A, C en D
Slide 7 - Quizvraag
Lees de twee feiten (A en B) en de vier zinnen (1-4). A Jager-verzamelaars kwamen vaak op dezelfde plaats terug. B Jager-verzamelaars wisten waar voedsel te vinden was.
1 Feit A is een oorzaak van feit B. 2 Feit B is een oorzaak van feit A. 3 Feit A is een gevolg van feit B. 4 Feit B is een gevolg van feit A. Welke twee cijfers zijn juist
A
1 en 2
B
2 en 3
C
3 en 4
D
1 en 4
Slide 8 - Quizvraag
In de prehistorie hadden mannen en vrouwen duidelijke eigen taken. De man joeg op wilde beesten voor voedsel en beschermde het gezin tegen gevaren. De vrouw zorgde voor de kinderen. In de moderne tijd kwam er verandering in deze klassieke taakverdeling, maar ook in ons leven zijn er nog sporen van te herkennen.
In welke zin over tegenwoordig herken je de taakverdeling uit de prehistorie?
A
Aan het einde van de dag komt moeder thuis van haar werk als soldaat, terwijl vader in de keuken het eten staat te bereiden.
B
Na de geboorte van zijn zoon neemt Regilio twee maanden verlof om samen met zijn vrouw voor de baby te zorgen.
C
Op zijn verjaardag krijgt Arjan een bestuurbare auto en een plastic pijl en boog, zijn tweelingzus Anette krijgt een pop en een houten keukentje.
D
Veel sporten worden tegenwoordig zowel door jongens als door meisjes gedaan, zoals voetbal en judo.
Slide 9 - Quizvraag
Welke van de volgende beweringen past niet bij de samenleving van jager-verzamelaars?
A
De leden van de groep bepaalden gezamenlijk wanneer ze verder trokken en welke kant ze opgingen.
B
In elke groep was een hoofdman, die veel meer bezit en macht had dan andere leden van de groep.
C
Mensen hadden weinig bezit en wat ze hadden werd vaak ook door andere leden van de groep gebruikt.
D
Na de jacht kwamen de mannen thuis met hun vangst en werd de buit gedeeld door de hele groep.
Slide 10 - Quizvraag
Lees de bron. . Welke twee dingen proberen de archeologen volgens deze bron te weten te komen door onderzoek van graven?
A De gedachtewereld van archeologen. B Hoe mensen met hun doden omgingen. C Of graven informatiebronnen zijn. D Wat mensen vroeger dachten.
A
B en D
B
A en B
C
B en C
D
C en D
Slide 11 - Quizvraag
Welke woorden horen bij het woord 'nomaden'?
A
vaste plek
rondtrekken
veel spullen
B
hut of grot
boerderij
weinig spullen
C
rondtrekken
veel spullen
hut of grot
D
rondtrekken
hut of grot
weinig spullen
Slide 12 - Quizvraag
Welk middel van bestaan ontstond het minst lang geleden?
A
Jagen
B
Vissen
C
Verzamelen
D
Landbouw
Slide 13 - Quizvraag
Hieronder zie je enkele uitspraken: 1. Een archeoloog bestudeert overblijfselen van vroeger. 2. Met geschreven bronnen uit de prehistorie kunnen we sommige vragen beantwoorden. 3. Met kennis van het verleden kun je een verklaring geven voor het heden. 4. Voor het tellen van jaren gebruiken veel mensen de christelijke jaartelling. 5. De geschiedenis wordt ingedeeld in vijf tijdvakken en in tien tijdperioden. 6. Een eeuw duurt duizend jaar.
Welke uitspraken zijn juist?
A
1, 3 en 4
B
1, 2 en 4
C
1, 4 en 6
D
3, 4 en 5
Slide 14 - Quizvraag
We weten welke taal de mensen in de prehistorie spraken.
A
Goed
B
Fout
Slide 15 - Quizvraag
Een pijlpunt is een geschreven bron
A
Goed
B
Fout
Slide 16 - Quizvraag
Toen de mensen het schrift ontdekten, betekende dit het einde van de ...
A
Historie
B
Geschiedenis
C
Prehistorie
D
Steentijd
Slide 17 - Quizvraag
Welke gebeurtenis vond het langst geleden plaats?
A
De Homo sapiens komen in Europa.
B
De eerste boeren vestigen zich in Nederland
C
De laatste ijstijd is afgelopen
D
De landbouw wordt uitgevonden in het Midden-Oosten
Slide 18 - Quizvraag
Bedenk één reden waarom Neanderthalers schoenen gingen dragen. (Let vooral op de periode waarin de Neanderthalers begonnen met het dragen van schoenen!)
Gebruik de bron
Tekst
Slide 19 - Open vraag
Wat wordt er bedoeld met het woord samenleving?
Slide 20 - Open vraag
Paragraaf 1.2: Jagers worden boeren!
Slide 21 - Tekstslide
In welke eeuw leef jij?
A
In de 19e eeuw
B
In de 20e eeuw
C
In de 21e eeuw
D
In de 22e eeuw
Slide 22 - Quizvraag
Stukjes tijd zijn...
A
Eeuw, seconde, minuut, kwartier
B
Tijdbalk, toen, ooit, kilometer
C
Agenda, kalender, afspraak, week
D
Uur, decennium, eeuw, klok.
Slide 23 - Quizvraag
We delen tijd in in uren, minuten en seconden omdat...
A
We ze zo kunnen tellen.
B
Het zo hoort.
C
De tijd zo langer duurt.
D
We zo makkelijk afspraken kunnen maken
Slide 24 - Quizvraag
Tot welke eeuw behoort het jaartal 348 v.C.?
A
348e eeuw v.C.
B
4e eeuw v.C.
C
3e eeuw v.C.
D
4e eeuw n. C.
Slide 25 - Quizvraag
Keizer Claudius leefde van 10 v.C. tot 54 n.C.
Hoe oud is hij geworden?
A
74 (of 73)
B
64 (of 63)
C
54 (of 53)
D
44 (of 43)
Slide 26 - Quizvraag
Deze toets gaat over het tijdvak 'Jagers & Boeren'. In welk jaartal eindigt ongeveer dit tijdvak?
A
3000 v. C.
B
1000 n. C.
C
2000 v. C.
D
500 v. C.
Slide 27 - Quizvraag
Welke opmerking over onze jaartelling is juist?
De jaartelling die we gebruiken ...
A
begint aan het einde van de prehistorie.
B
begint met de geboorte van Jezus Christus.
C
heet de katholieke jaartelling.
D
is de enige jaartelling die er is.
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van één van de tien tijdvakken?
A
De tijd van steden en computers
B
De tijd van televisies en ontdekkingsreizen
C
De tijd van Grieken en Romeinen
D
De tijd van revoluties en hervormers
Slide 29 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Deze toets gaat over het tijdvak 'Jagers & Boeren'.
Welk logo hoort bij dit tijdvak?
A
Logo 1
B
Logo 2
C
Logo 3
D
Logo 4
Slide 30 - Quizvraag
We kunnen de tijd indelen in korte of lange stukken. Lees de acht woorden hieronder. Bij welke antwoord staan de onderstaande woorden in de juiste volgorde van heel kort naar heel lang?