Oefentoets Paragraaf 1.1 en 1.2 Geschiedenis!

Lees de zinnen A-D over hunebedden.
Welke 2 zinnen zijn juist?

A De eerste hunebedden werden gebouwd door jager-verzamelaars.
B Er zijn veel voorwerpen gevonden in hunebedden.
C Hunebedden werden gebruikt als familiegraf.
D Hunebedden zijn vooral in Limburg teruggevonden.

A
A en B
B
B en C
C
C en B
D
C en D
1 / 50
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lees de zinnen A-D over hunebedden.
Welke 2 zinnen zijn juist?

A De eerste hunebedden werden gebouwd door jager-verzamelaars.
B Er zijn veel voorwerpen gevonden in hunebedden.
C Hunebedden werden gebruikt als familiegraf.
D Hunebedden zijn vooral in Limburg teruggevonden.

A
A en B
B
B en C
C
C en B
D
C en D

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdvak 1: Jagers en Boeren/ Paragraaf 1 en 2!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatie uit een bron halen.

Het verleden en heden met elkaar vergelijken.
 Kennis en Vaardigheden:      

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.

Beschrijven hoe de eerste mensen zijn ontstaan. 
Je kan:

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Wat betekent 'homo sapien'?
H1
A
Rechtopstaande mens
B
Verstandige mens
C
Eerste mens
D
Mens

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit welk continent verspreidde de Homo Sapien zich over de rest van de wereld? (H1)
A
Europa
B
Azië
C
Afrika
D
Amerika

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het gevolg van het einde van de ijstijd? H1
A
Noord-Europa stond nog onder water door de hoge zeespiegel
B
Er waren te veel gevaarlijke mammoeten in Noord-Europa
C
Er kwamen mensen in Noord-Europa wonen!
D
Er was een ijstijd, dus daar viel niet te leven.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Beschrijven hoe de eerste mensen leefden
Je kan:

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
ongeschreven bronnen
geschreven bronnen

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toen de mensen het schrift ontdekten, betekende dit het einde van de ...
A
Historie
B
Geschiedenis
C
Prehistorie
D
Steentijd

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We halen onze informatie over de prehistorie uit het nadoen van dingen die mensen in de prehistorie deden, zoals vuur maken. Noem een andere manier waardoor we ook meer weten over die tijd.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

draad
naaidraad
werktuigen
kleding
voedsel
darmen
huiden
vlees
pezen
beenderen

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende beweringen past niet bij de samenleving van jager-verzamelaars?
A
De leden van de groep bepaalden gezamenlijk wanneer ze verder trokken en welke kant ze opgingen.
B
In elke groep was een hoofdman, die veel meer bezit en macht had dan andere leden van de groep.
C
Mensen hadden weinig bezit en wat ze hadden werd vaak ook door andere leden van de groep gebruikt.
D
Na de jacht kwamen de mannen thuis met hun vangst en werd de buit gedeeld door de hele groep.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We weten welk schrift de mensen in de prehistorie hadden.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jager-verzamelaars:
A gebruikten materialen uit de natuur.
B leefden in grote groepen.
C maakten voorwerpen van steen.
D woonden
op een vaste plek.

Welke letter of letters zijn juist?
A
Alleen A
B
B en C
C
A en C
D
A, C en D

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk middel van bestaan ontstond het minst lang geleden?
A
Jagen
B
Vissen
C
Verzamelen
D
Landbouw

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een pijlpunt is een geschreven bron
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staan enkele stellingen. Sommige van deze zijn juist en sommige zijn onjuist. Sleep de juiste stellingen naar het linker vak en de onjuist naar het rechter vak.
Juist
Onjuist
De tijd van jagers en boeren begon 2000 jaar geleden.
De tijd van jagers en boeren is het eerste tijdvak.
In de prehistorie konden weinig mensen schrijven.
De prehistorie eindigde overal op dezelfde tijd.
De mensen vroeger waren net zo goed op de hoogte van het nieuws als wij nu.
Er is nu veel meer nieuws dan vroeger.

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden horen bij het woord 'nomaden'?
A
vaste plek rondtrekken veel spullen
B
hut of grot boerderij weinig spullen
C
rondtrekken veel spullen hut of grot
D
rondtrekken hut of grot weinig spullen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


De samenleving van jagers verzamelaars en de samenleving van boeren onderscheiden?
Je kan:

Slide 20 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Een revolutie is een grote verandering. Geef hieronder aan wat er veranderde door de landbouwrevolutie
Jagers en verzamelaars
Boeren
Hutten van gras
Woning van leem
Geen dieren
Huisdieren
Steeds verhuizen
Op één plek wonen
Veel jagen
Graan oogsten
Grote groep
Kleine groep

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


waarom de uitvinding van de landbouw voor de mens een revolutie is.
Je kan:

Slide 22 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.

Is dit een afbeelding van vóór of na de landbouwrevolutie?
A
Vóór de landbouw revolutie
B
Na de landbouwrevolutie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend:
Landbouwrevolutie
A
overgang van jagen naar verzamelen
B
overgang van verzamelen naar jagen
C
overgang van jagen en verzamelen naar landbouw
D
overgang van landbouw naar jagen en verzamelen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de vier uitspraken (1-4). Selecteer telkens of het om continuïteit (C) of verandering (V) gaat. (er is per rij maar één optie mogelijk).

1. Boeren bleven jagen, ook al gingen ze voedsel verbouwen. 


2. Het klimaat werd warmer na de laatste ijstijd.




3. Mensen gingen op een vaste plaats wonen.





4. Mensen met meer bezit of macht kregen meer aanzien.





V
V
V
V
C
C
C
C

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gevolg van de landbouwrevolutie?
A
Verandering van klimaat.
B
Opbrengst van de jacht neemt af.
C
Groei van wilde graansoorten.
D
Steeds grotere voedselproductie.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleggen hoe de jaartelling werkt en hoe we het verleden indelen. 
Je kan:

Slide 27 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
In welke eeuw leef jij?
A
In de 19e eeuw
B
In de 20e eeuw
C
In de 21e eeuw
D
In de 22e eeuw

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stukjes tijd zijn...
A
Eeuw, seconde, minuut, kwartier
B
Tijdbalk, toen, ooit, kilometer
C
Agenda, kalender, afspraak, week
D
Uur, decennium, eeuw, klok.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke eeuw behoort het jaartal 348 v.C.?
A
348e eeuw v.C.
B
4e eeuw v.C.
C
3e eeuw v.C.
D
4e eeuw n. C.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Keizer Claudius leefde van 10 v.C. tot 54 n.C.

Hoe oud is hij geworden?

A
74 (of 73)
B
64 (of 63)
C
54 (of 53)
D
44 (of 43)

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze toets gaat over het tijdvak 'Jagers & Boeren'.
In welk jaartal eindigt ongeveer dit tijdvak?
A
3000 v. C.
B
1000 n. C.
C
2000 v. C.
D
500 v. C.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke opmerking over onze jaartelling is juist?

De jaartelling die we gebruiken ...
A
begint aan het einde van de prehistorie.
B
begint met de geboorte van Jezus Christus.
C
heet de katholieke jaartelling.
D
is de enige jaartelling die er is.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van één van de tien tijdvakken?
A
De tijd van steden en computers
B
De tijd van televisies en ontdekkingsreizen
C
De tijd van Grieken en Romeinen
D
De tijd van revoluties en hervormers

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We kunnen de tijd indelen in korte of lange stukken. Lees de acht woorden hieronder.
Bij welke antwoord staan de onderstaande woorden in de juiste volgorde van heel kort naar heel lang?

dagen / eeuwen / jaren / maanden / minuten / seconden / uren / weken

A
seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren, eeuwen
B
seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, eeuwen, jaren
C
seconden, uren, minuten, dagen, weken, maanden, jaren, eeuwen
D
seconden, minuten, dagen, uren, weken, maanden, jaren, eeuwen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jagers en Boeren
Tot 3000 v.c. 
Regenten en Vorsten
1600-1700


Grieken en Romeinen
3000 v.c.- 500 n.c.
Monniken en Ridders
500-1000
Steden en Staten
1000-1500
Ontdekkers en Hervormers
1500-1600
Pruiken en Revoluties
1700-1800
Burgers en Stoommachines
1800-1900
Wereldoorlogen
1900-1950
Televisie en Computers
Vanaf 1950

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende jaartallen in de juiste volgorde van eerste tot laatste.
100 
v. Chr. 
2022
1700 
v. Chr. 
1053
60 
v. Chr.
324

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke gebeurtenis vond het langst geleden plaats?
A
De Homo sapiens komen in Europa.
B
De eerste boeren vestigen zich in Nederland
C
De laatste ijstijd is afgelopen
D
De landbouw wordt uitgevonden in het Midden-Oosten

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder zie je enkele uitspraken:
1. Een archeoloog bestudeert overblijfselen van vroeger.
2. Met geschreven bronnen uit de prehistorie kunnen we sommige vragen beantwoorden.
3. Met kennis van het verleden kun je een verklaring geven voor het heden.
4. Voor het tellen van jaren gebruiken veel mensen de christelijke jaartelling.
5. De geschiedenis wordt ingedeeld in vijf tijdvakken en in tien tijdperioden.
6. Een eeuw duurt duizend jaar.

Welke uitspraken zijn juist?

A
1, 3 en 4
B
1, 2 en 4
C
1, 4 en 6
D
3, 4 en 5

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een hunebed?
A
een woning uit de tijd van boeren
B
een grafkamer
C
Een prehistorische offerplek
D
Een speelplek.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het bestaansmiddel van de boeren

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een natuurgodsdienst?
A
Er zijn heel veel verschillende goden
B
Er is maar één god
C
Alles in de natuur heeft een eigen goden of geesten
D
Goden kunnen kenmerken van de natuur hebben

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Egypte was een:
A
Industriële samenleving
B
Landbouwsamenleving
C
Landbouw-stedelijke samenleving
D
Stedelijke samenleving

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor was de oever van de Nijl zo vruchtbaar?
A
De Egyptenaren gebruikten veel mest
B
Doordat het veel regende
C
De Nijl overstroomde nooit
D
De Nijl overstroomde eens per jaar

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie was de leider van Egypte?
A
De rijkste van de stad
B
De belangrijkste god
C
De mummie
D
De farao

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tijd kende de Nijl NIET door het jaar heen?
A
Overstromingstijd
B
Zaaitijd
C
Oogsttijd
D
Pluktijd

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In Egypte was iedereen gelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verklaar waarom Beneden- Egypte boven Boven-Egypte ligt.

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar werd het hiërogliefenschrift voor gebruikt in Egypte?

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstond er handel in Egypte?

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies