Les 3: Oorzaken en ziekteverspreiding

Les 3
 
Oorzaken en ziekteverspreiding en preventie & hygiene
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
DiergezondheidMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Les 3
 
Oorzaken en ziekteverspreiding en preventie & hygiene

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning van de les
- Herhaling vorige les: Weerstand en immuniteit
-Theorie: Oorzaken en ziekteverspreiding

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling vorige les 
Weerstand en immuniteit

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is eerstelijns defensie
Er zijn 2 antwoorden goed
A
Huid
B
Mond
C
Haar
D
Slijmvliezen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe krijg je immuniteit?
Er zijn 2 antwoorden goed.
A
Krijg je vanzelf
B
Krijg je door de omgeving
C
Door de ziekte te doorlopen
D
Door een vaccinatie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gevolg van goede weerstand?

A
Ergens geen zin in hebben
B
Je hebt grote kans om ziek te worden
C
Je bent minder vatbaar voor ziektes
D
Je bouwt veel vitamines opbouwen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke cellen maken antistoffen aan?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Antigenen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is tweedelijns defensie?
A
Bloedplasma
B
Slijmvliezen
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is immuniteit?
A
Een ziekte
B
Specifieke weerstand
C
Virus
D
Resistentie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaat specifieke weerstand?
A
Huid
B
Slijmvliezen
C
Antistoffen
D
Witte bloedcellen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke factoren is de weerstand afhankelijk?
A
Conditie van de huid
B
Conditie van de slijmvliezen
C
Conditie van het weefsel
D
Alle drie antwoorden zijn goed

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is passieve immuniteit?
Er zijn 2 antwoorden goed.
A
Antistoffen die het dier ingespoten krijgt
B
Antistoffen die het dier aanmaakt als het ziek is
C
Een vaccinatie
D
Tegengif bij een slangenbeet

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is infectiedruk?
A
Stoffen die de weerstand van het kalf verbeteren
B
Aanwezige ziekte-verwekkers in de omgeving
C
ziekteverwekkers die aanwezig zijn in het dier
D
Aanwezige antistoffen in de omgeving

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken en ziekteverspreiding 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diergebonden en omgevingsgebonden

Om ziekten te kunnen behandelen en voorkomen, moet je weten hoe ziekten ontstaan.




Een gezond dier heeft de juiste balans tussen de eigen weerstand en de ziektedruk in de omgeving. Als deze balans verstoord raakt, kan een dier ziek worden.




Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bacteriën
  • Hele kleine organismen, bestaan uit 1 cel zonder celkern
  • Goede en slechte bacteriën --> bacteriële infectie
  • Voortplanting door zich te delen. Uit één bacterie ontstaan dan twee nieuwe bacteriën (temperatuur, vocht, voedingsstoffen en zuurtegraad


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Virus
  • Hele kleine ziekteverwekker, geen organisme. Eiwitomhulsel met daarin erfelijk materiaal.
  • Heeft een ander organisme nodig om te overleven
  • Afweersysteem herkent het niet meteen, omdat de cel er van buiten hetzelfde uitziet.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorplanting in de cellen van de gastheer.
Behandeling: nauwelijks medicatie voor, virusinfectie voorkomen door inenting/vaccinatie

Voorbeelden:
BVD, IBR, Pinkengriep, Rota/Corona diarree


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schimmel
  • eencellige (gisten) of meercellige organismen (paddenstoelen)
  • Hebben een celkern en celwand, geen bladgroenkorrels
  • Voortplanting eencellig door celdeling, meercellig door middel van schimmeldraden

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling: Schimmeldodend middel of zonlicht

Voorbeelden:
Schimmel in voer vormen toxinen --> zijn giftige stoffen!
In de longen of op de huid vestigen (ringworm)


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ectoparasieten
  • Parasiet is een organisme dat leeft altijd op een ander organisme. 
  • Ecto = leeft buiten op het lichaam van de gastheer
  • Voortplanting sommige in hun gastheer, andere verschillende gastheren nodig voor ze zich kunnen voortplanten. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Endoparasiet
leeft binnen in het lichaam van de gastheer. 

Voortplanting: sommige in hun gastheer, andere verschillende gastheren nodig voor ze zich kunnen voortplanten. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling: Parasietdodend middel (ontwormmiddelen)

Voorbeelden: 
maag/darmworm, longworm, leverbot, cryptosporidium (darmparasiet)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Protozoa
  • Eencellige mirco-organismen (is parasiet, hebben altijd gastheer nodig) leven in de pens van de koe.
  • Samen met bacteriën en schimmels zorgen ze voor vertering. 
  • Voortplanting: in de darm vermeerderen ze zich door het vormen van een soort eitjes.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling: Parasietdodend middel

Voorbeelden:
Als ziekteverwekker zijn ze bijvoorbeeld coccidiose bij kalveren.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prionen
  • Niet levend, is een eiwit in het lichaam dat zich niet gedraagt zoals zou moeten. 
  • Fout in de afbraak van eiwitten
  • Voortplanting doordat prion in contact komt met goede eiwitten worden die ook slecht

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aangetaste zenuwcellen worden afgebroken, dier vertoont neurologische verschijnselen zoals verlamming, hoofdschudden. 
Behandeling: Geen behandeling mogelijk

Voorbeelden:
BSE (koeien) en Scrapie (schapen)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Ziekte verwekkers
Wat: Je gaat per groepje een PowerPoint dia maken van een ziekte verwekker. 
Hoe: Maak per 2 of 3 tal een dia met de volgende informatie: 
Wat is de naam van de ziekte en de ziekteverwekker?
Hoe wordt de ziekte verspreid?
Wat zijn de symptomen bij melkvee?
Hoe kan de boer de ziekte behandelen of voorkomen?
Hoelang: 15 minuten de tijd.
Klaar: Lever de dia in via de mail naar javoort@zone.college

timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Presenteren

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doen
Lees eerst hfdst. 1.6 van algemene diergezondheid door. Linkje staat in je werkboek bij opdracht 3.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoönose

Slide 35 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Door wat kan een zoönose worden veroorzaakt?
A
Parasieten
B
Bacteriën
C
Virussen
D
Schimmels

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorkomen van
zoönoses

Slide 37 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Meest voorkomende zoönoses
Tuberculose
Qkoorts
Listeriose
Brucellose 
Ringworm
Salmonella
Toxoplasmose


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brucellose
  • Bacterie
  • Via zuivelproducten, speeksel of urine
  • Komt weinig voor 
  • Klachten
  • Lichte koorts, hoofdpijn, gewrichtlasten, zweten vermoeid, blaasontsteking, niet, long en hartkleppen

Slide 39 - Tekstslide

Ontstaat een abortus
Salmonella



Bacterie

Darminfectie
Buikkrampen, misselijkheid, braken en diarree

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Q-koorts
  • Infectie ziekte
  • Inademen van lucht
  • Geboortes
  • Weinig ziekteverschijnselen -> Look a like griep

Slide 41 - Tekstslide

Bacterie vooral bij schapen/geiten
In de lucht bij besmette dieren die moeten lammeren
Voorkomen
Inenten
Klachten
Soms niks maar griep, hoofdpijn koorts, longontsteking en pijn op de borst. 
Preventie en hygiëne

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Preventie
Bij preventie kun je op twee vlakken sturen:

1. De weerstand van de koeien
2. De bioveiligheid op het bedrijf

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bioveiligheid
Als de term 'bioveiligheid' wordt gebruikt, gaat het om alle maatregelen die insleep van ziekteverwekkers en ongedierte tegen gaat. Daarnaast wordt er gedacht aan andere factoren die van belang kunnen zijn om een zo veilig mogelijke omgeving te creëren voor de veestapel.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bioveiligheid
We maken hierin een onderscheid tussen interne bioveiligheid: versleep binnen het bedrijf en externe bioveiligheid: insleep van buiten het bedrijf, het bedrijf op.

 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn preventie maatregelen tegen versleep van ziekten?

Slide 46 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen infectieuze ziekteverwekker?
A
Virussen
B
Schimmels
C
Erfelijke aandoeningen
D
Bacteriën

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies