Les 3 Oorzaken en ziekteverspreiding

Les 3 Oorzaken en ziekteverspreiding
Deel 1
Mevrouw Voort
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Les 3 Oorzaken en ziekteverspreiding
Deel 1
Mevrouw Voort

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
- Bespreken huiswerk
- Oorzaken van ziekten
- Soorten ziekteverwekkers
- ziekteverspreiding

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Je kunt verschillende ziekteverwekkers benoemen met hun eigenschappen.
Je kunt uitleggen hoe ziektes verspreiden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling vorige les 
Weerstand en immuniteit

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is eerstelijns defensie
Er zijn 2 antwoorden goed
A
Huid
B
Mond
C
Haar
D
Slijmvliezen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe krijg je immuniteit?
Er zijn 2 antwoorden goed.
A
Krijg je vanzelf
B
Krijg je door de omgeving
C
Door de ziekte te doorlopen
D
Door een vaccinatie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gevolg van goede weerstand?

A
Ergens geen zin in hebben
B
Je hebt grote kans om ziek te worden
C
Je bent minder vatbaar voor ziektes
D
Je bouwt veel vitamines opbouwen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke cellen maken antistoffen aan?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Antigenen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is tweedelijns defensie?
A
Bloedplasma
B
Slijmvliezen
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is immuniteit?
A
Een ziekte
B
Specifieke weerstand
C
Virus
D
Resistentie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaat specifieke weerstand?
A
Huid
B
Slijmvliezen
C
Antistoffen
D
Witte bloedcellen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke factoren is de weerstand afhankelijk?
A
Conditie van de huid
B
Conditie van de slijmvliezen
C
Conditie van het weefsel
D
Alle drie antwoorden zijn goed

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is passieve immuniteit?
Er zijn 2 antwoorden goed.
A
Antistoffen die het dier ingespoten krijgt
B
Antistoffen die het dier aanmaakt als het ziek is
C
Een vaccinatie
D
Tegengif bij een slangenbeet

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is infectiedruk?
A
Stoffen die de weerstand van het kalf verbeteren
B
Aanwezige ziekte-verwekkers in de omgeving
C
ziekteverwekkers die aanwezig zijn in het dier
D
Aanwezige antistoffen in de omgeving

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken en ziekteverspreiding 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diergebonden en omgevingsgebonden

Om ziekten te kunnen behandelen en voorkomen, moet je weten hoe ziekten ontstaan.




Een gezond dier heeft de juiste balans tussen de eigen weerstand en de ziektedruk in de omgeving. Als deze balans verstoord raakt, kan een dier ziek worden.




Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de mastitisverwekker naar het juiste gedeelte in onderstaande afbeelding. 
Streptococcus
agalactiae (SAG)
Staphylococcus
aureus (SAU)
Streptococcus
dysgalactiae (SDY)
Coagulase Negatieve
Staphylococcen (CNS)
Streptococcus
uberis (SUB)
Klebsiella
(KLE)
Escherichia
coli (ECO)

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klinische Mastitis
Met het oog waarneembaar

Slide 21 - Tekstslide

  • Is met het oog waar te nemen (hard kwartier, warm/rood, lichaamstemperatuur verhoogd)
  • Melk afwijkend door:
  • Andere samenstelling
  • Aanwezigheid van etter
  • Klontvorming in de melk
  • Bloederig
  • Waterig

Subklinische Mastitis
  • Zie je niet aan de melk of de uier
  • Koeien >250.000 cellen in de melk en vaarzen >150.000 cellen/ml zijn verdacht
  • Geleidbaarheidsmeting/verhoogd celgetal
  • CMT-test = Californische Mastitis Test = vierkwartierenschaaltje
             Indicatie van kwartieren met hoog                           celgetal
             Zeepoplossing (T-pol) aan                  
             kwartiermonster toegevoegd
             Melk >400.000 cellen/ml wordt slijmerig

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bacteriën
  • Hele kleine organismen, bestaan uit 1 cel zonder celkern
  • Goede en slechte bacteriën --> bacteriële infectie
  • Voortplanting door zich te delen. Uit één bacterie ontstaan dan twee nieuwe bacteriën (temperatuur, vocht, voedingsstoffen en zuurtegraad


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Virus
  • Hele kleine ziekteverwekker, geen organisme. Eiwitomhulsel met daarin erfelijk materiaal.
  • Heeft een ander organisme nodig om te overleven
  • Afweersysteem herkent het niet meteen, omdat de cel er van buiten hetzelfde uitziet.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorplanting in de cellen van de gastheer.
Behandeling: nauwelijks medicatie voor, virusinfectie voorkomen door inenting/vaccinatie

Voorbeelden:
BVD, IBR, Pinkengriep, Rota/Corona diarree


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schimmel
  • eencellige (gisten) of meercellige organismen (paddenstoelen)
  • Hebben een celkern en celwand, geen bladgroenkorrels
  • Voortplanting eencellig door celdeling, meercellig door middel van schimmeldraden

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Endoparasiet
leeft binnen in het lichaam van de gastheer. 

Voortplanting: sommige in hun gastheer, andere verschillende gastheren nodig voor ze zich kunnen voortplanten. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling: Parasietdodend middel (ontwormmiddelen)

Voorbeelden: 
maag/darmworm, longworm, leverbot, cryptosporidium (darmparasiet)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Protozoa
  • Eencellige mirco-organismen (is parasiet, hebben altijd gastheer nodig) leven in de pens van de koe.
  • Samen met bacteriën en schimmels zorgen ze voor vertering. 
  • Voortplanting: in de darm vermeerderen ze zich door het vormen van een soort eitjes.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling: Parasietdodend middel

Voorbeelden:
Als ziekteverwekker zijn ze bijvoorbeeld coccidiose bij kalveren.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prionen
  • Niet levend, is een eiwit in het lichaam dat zich niet gedraagt zoals zou moeten. 
  • Fout in de afbraak van eiwitten
  • Voortplanting doordat prion in contact komt met goede eiwitten worden die ook slecht

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aangetaste zenuwcellen worden afgebroken, dier vertoont neurologische verschijnselen zoals verlamming, hoofdschudden. 
Behandeling: Geen behandeling mogelijk

Voorbeelden:
BSE (koeien) en Scrapie (schapen)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Ziekte verwekkers
Wat: Je gaat per groepje een PowerPoint dia maken van een ziekte verwekker. 
Hoe: Maak per 2 of 3 tal een dia met de volgende informatie: 
Wat is de naam van de ziekte en de ziekteverwekker?
Hoe wordt de ziekte verspreid?
Wat zijn de symptomen bij melkvee?
Hoe kan de boer de ziekte behandelen of voorkomen?
Hoelang: 15 minuten de tijd.
Klaar: Lever de dia in via de mail naar javoort@zone.college

timer
15:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maken 
Hoofdstuk 2
Oorzaken van ziekten
2.1 Oorzaken van ziekten
2.2 Ziekte verspreiding

Slide 35 - Tekstslide

Volgende les is er ook nog tijd voor deze opdrachten