3Hc grammatica 08-03-2021

Toetsen
  • A-toets leesvaardigheid: telt niet mee, alleen op verzoek

  • Diagnostische toets spelling volgende week maandag 15   maart: bestudeer spelling H1 en H2

  • A-toets spelling op school in week 12: bestudeer hiervoor spelling H3 en H4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Toetsen
  • A-toets leesvaardigheid: telt niet mee, alleen op verzoek

  • Diagnostische toets spelling volgende week maandag 15   maart: bestudeer spelling H1 en H2

  • A-toets spelling op school in week 12: bestudeer hiervoor spelling H3 en H4

Slide 1 - Tekstslide

Vorige keer
  • herhaling werkwoordspelling

  • grammatica woordsoorten opdracht 1 

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag

  • Opdracht 2 grammatica
  • Nakijken opdracht 3
  • Grammatica woordsoorten  H1 opdracht 4 en 5

Slide 3 - Tekstslide

Voornaamwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Voornaamwoorden
wederkerig voornaamwoord
elkaar
mekaar

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2 blz. 29-30
Vul in welke voornaamwoorden in de volgende vijf zinnen voorkomen. Doe dit in de juiste volgorde.
Gebruik de volgende termen:
persoonlijk
bezittelijk
wederkerend
wederkerig

Slide 6 - Tekstslide

1. Een pissebed kan zich helemaal oprollen als hij bedreigd wordt. (2)
zich = ..... hij = .....

Slide 7 - Open vraag

2. Als wij elkaar vertrouwen, kunt u mij wel vertellen wat uw pincode is. (5)
wij = ..... elkaar = ..... u= ..... mij= ..... uw = ......

Slide 8 - Open vraag

3. Waarom heeft jouw broer zijn wachtwoord in mijn account ingevoerd? Nu kan ik niet meer inloggen (4)
jouw = ..... zijn = ..... mijn = ..... ik = .....

Slide 9 - Open vraag

4. We weten heus wel dat jij jezelf de beste danseres van de groep vindt (3)
we = ..... jij = ..... jezelf = .....

Slide 10 - Open vraag

5. Geeft die neef van jou z'n vriendin altijd zomaar d'r zin? (3)
jou = ....., z'n = ....., d'r = .....

Slide 11 - Open vraag

Antwoorden opdracht 3, blz. 30
  1. je - persoonlijk vnw, je - wederkerend vnw, zijn - bezittelijk vnw
  2. we - persoonlijk vnw, haar - persoonlijk vnw, haar - bezittelijk vnw, ze - persoonlijk vnw, ons - persoonlijk vnw
  3. hen - persoonlijk vnw, jullie - bezittelijk vnw
  4. wij - persoonlijk vnw, ons - wederkerend vnw, ons - bezittelijk vnw
  5. je - bezittelijk vnw, het - persoonlijk vnw, jullie - pers. vnw, elkaar - wederkerig vnw, hun - bezittelijk vnw

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 4, blz. 30

Slide 13 - Tekstslide

Welke woorden zijn voornaamwoorden?
1. Nu het gras in mijn tuin toch dood is, laat ik het vervangen door tegels (3)

Slide 14 - Open vraag

Welke woorden zijn voornaamwoorden?
2. Om je voor je huiswerk te motiveren, kun je jezelf op iets lekkers trakteren als het af is. (5)

Slide 15 - Open vraag

Welke woorden zijn voornaamwoorden?
3. We hebben ons niet gerealiseerd dat jullie in schooltijd niet voor ons bedrijf kunnen werken (4)

Slide 16 - Open vraag

Welke woorden zijn voornaamwoorden?
4. Jullie therapeut heeft me duidelijk gemaakt dat ik me niet hoef te schamen (4)

Slide 17 - Open vraag

Welke woorden zijn voornaamwoorden?
5. Hun kind vindt het niet leuk dat het naar een huiswerkinstituut moet. (3)

Slide 18 - Open vraag

Huiswerk:
  • Maak opdracht 4 helemaal af 
       (zet de woordsoort achter het woord)
  • Maak opdracht 5

Slide 19 - Tekstslide