oefenen lezen examen 2019

oefenen met Taalblokken en papieren versie
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

oefenen met Taalblokken en papieren versie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 2 - Open vraag

Wat is het doel van de tekst?

Slide 3 - Open vraag

Welke woorden ken je niet?

Slide 4 - Open vraag

Waarover wil de auteur de lezer in deze tekst vooral informeren?
A
over de plannen van de minister om scholing te verplichten.
B
over de urgentie om scholing binnen bedrijven aan te pakken
C
over het feit dat werkgevers niet weten hoe scholing in te zetten..

Slide 5 - Quizvraag

Hoe introduceert de auteur in alinea 1 het onderwerp van de tekst?
A
door de aanleiding voor het schrijven van de tekst te geven.
B
door een beknopte samenvatting van de tekst te geven.
C
door zijn eigen conclusie over het onderwerp prijs te geven.

Slide 6 - Quizvraag

In alinea 2 zegt de minister: Wij moeten kiezen voor het recht op scholing, maar ook voor de verplichting van werknemers om bij te leren."
Wat is de functie van alinea 3?
Alinea 3 geeft:
A
een herhaling van dit standpunt.
B
een nuancering van dit standpunt.
C
een onderbouwing van dit standpunt.

Slide 7 - Quizvraag

Wat bedoelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met een flexibel plan in alinea 3?
Het plan houdt rekening met:
A
Individuele scholingswensen.
B
nieuwe ontwikkelingen.
C
verdeling van scholingsgelden.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de kern van alinea 4?
A
De economische succesfactoren van Nederland blijken steeds minder effectief.
B
De uitvoer van goederen levert niet meer zoveel op als in de afgelopen jaren.
C
Men moet meer inzetten op de voortdurende ontwikkeling van werknemers.

Slide 9 - Quizvraag

In alinea 7 zegt Limmen: "De mens is conservatief. Werknemers hebben niet altijd zin in verandering."
In de tekst staat nog een andere reden waarom de werknemer zich niet snel laat scholen. Welke is dit?
A
Werknemers vinden dat werkgevers hen te weinig tijd en geld bieden om te gaan scholen.
B
Werknemers vinden scholing moeilijk te organiseren naast hun drukke werk en privéleven.
C
Werknemers vinden scholing niet belangrijk als ze geen uitzicht hebben op een vaste baan.

Slide 10 - Quizvraag

Vraag 7
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 11 - Quizvraag

vraag 8
A
a
B
b
C
d

Slide 12 - Quizvraag

vraag 9
A
a
B
b
C
c

Slide 13 - Quizvraag

Tips om examen lezen en luisteren voor te bereiden.

Slide 14 - Open vraag