Herhalingsles H1A

Nederlands - H1A
Leg klaar: boek, schrift, pen, chromebook
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - H1A
Leg klaar: boek, schrift, pen, chromebook

Slide 1 - Tekstslide

Waarom schrijft iemand eigenlijk een tekst?
A
Om je iets te leren
B
Om je te overtuigen van haar of zijn mening
C
Om je te amuseren
D
Om je iets (anders) te laten doen

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Welke tekstdoelen en tekstsoorten horen bij elkaar?
Stripverhaal
Recept 
Uitnodiging voor een feest
Krantenbericht
Recensie 
Amuseren
Instrueren
Informeren
Activeren
Overtuigen

Slide 4 - Sleepvraag

 Lezen H.6

Een tekst bevat vaak foto's, tekeningen, schema's, (land)kaartjes en/of tabellen. Dit noem je ook wel illustraties. Met een illustratie kan de schrijver verschillende doelen hebben:
  1. de tekst verfraaien
  2. de aandacht trekken
  3. informatie uit de tekst verduidelijken
  4. informatie uit de tekst aanvullen

Slide 5 - Tekstslide

 Lezen H.6

De tekst verfraaien: de schrijver kiest een illustratie die bij de tekst past om de tekst een beetje op te leuken.

De aandacht trekken: de schrijver kiest voor een opvallende afbeelding bij de tekst, zodat de tekst opvalt en je deze gaat lezen.

Informatie uit de tekst verduidelijken: de schrijver zet bijvoorbeeld informatie uit de tekst overzichtelijk in een schema of tabel

Informatie uit de tekst aanvullen: de schrijver laat bijvoorbeeld op een landkaart zien waar de plek ligt die in de tekst genoemd wordt.

Slide 6 - Tekstslide

Een tekst over pizza's bevat de volgende illustratie. Wat is het doel van de schrijver met deze illustratie?
A
de tekst verfraaien
B
de aandacht trekken
C
informatie uit de tekst verduidelijken
D
informatie uit de tekst aanvullen

Slide 7 - Quizvraag

Een tekst over het immuunsysteem bevat de volgende illustratie. Wat is het doel van de schrijver met deze illustratie?
A
de tekst verfraaien
B
de aandacht trekken
C
informatie uit de tekst verduidelijken
D
informatie uit de tekst aanvullen

Slide 8 - Quizvraag

WOORDENSCHAT: de 5 woordraadstrategieën
  • synoniem
  • voorbeeld
  • omschrijving
  • tegenstelling
  • bekend woorddeel 
5 manieren om de betekenis van een woord in de tekst vinden.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent het achtervoegsel -lijks?
A
niks
B
elke/iedere
C
nooit
D
soms

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent het voorvoegsel inter-?
A
landelijk
B
Europees
C
tussen
D
veel

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vind ik de betekenis van een woord als geen enkele woordraadstrategie helpt?
Er zijn 5 woordraadstrategieën -> kun je die niet gebruiken voor het vinden van een woordbetekenis? -> gebruik het woordenboek.

Hoe zoek je?
Het hele werkwoord, de korte vorm van het woord, het enkelvoud van het woord, een deel van de samenstelling.

Slide 13 - Tekstslide

Woordenboek
Vind je de betekenis niet met een strategie? Gebruik dan een (online) woordenboek.

Zoek bij:
- het hele werkwoord: bevestigt -> bevestigen, gereserveerd -> reserveren
- het enkelvoud: adviezen -> advies
- de korte vorm: actieve -> actief
- een deel van de samenstelling: verkeersslachtoffer -> slachtoffer

Slide 14 - Tekstslide

Onder welk woord zoek je in het woordenboek naar de betekenis van 'refreintjes'?

Slide 15 - Open vraag

Kijk goed naar dit plaatje: welk spreekwoord/uitdrukking hoort hierbij?

Slide 16 - Tekstslide

Maak nu een zin met de uitdrukking die bij het plaatje hoort.

Slide 17 - Open vraag

Kijk goed naar dit plaatje: welk spreekwoord/uitdrukking hoort hierbij?

Slide 18 - Tekstslide

Maak nu een zin met de uitdrukking die bij het plaatje hoort.

Slide 19 - Open vraag

Kijk goed naar dit plaatje: welk spreekwoord/uitdrukking hoort hierbij?

Slide 20 - Tekstslide

Maak nu een zin met de uitdrukking die bij het plaatje hoort.

Slide 21 - Open vraag

Kijk goed naar dit plaatje: welk spreekwoord/uitdrukking hoort hierbij?

Slide 22 - Tekstslide

Maak nu een zin met de uitdrukking die bij het plaatje hoort.

Slide 23 - Open vraag

Kijk goed naar dit plaatje: welk spreekwoord/uitdrukking hoort hierbij?

Slide 24 - Tekstslide

Maak nu een zin met de uitdrukking die bij het plaatje hoort.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide