In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
timer
25:00
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Christendemocratische partijen vinden dat maatschappelijke organisaties een belangrijke rol spelen bij het verminderen van criminaliteit.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Rechtse politieke partijen vinden preventieve maatregelen tegen criminaliteit belangrijker dan linkse politieke partijen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Partijen die tot de ecologische stroming behoren, hebben meestal geen mening over de bestrijding van criminaliteit.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Rechtse politieke partijen benadrukken het belang van het handhaven van de rechtsregels.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
In tekst 16 lees je de mening over strenger straffen van twee Kamerleden van verschillende politieke partijen. De mening van de Kamerleden past bij de visie van de politieke partij en stroming waartoe ze behoren. Van welke partij is Ard van der Steur lid en van welke partij is Jeroen Recourt lid?
A
Van der Steur van de PvdA en Recourt van de VVD
B
Van der Steur van de VVD en Recourt van de PVV
C
Van der Steur van de VVD en Recourt van de PvdA
D
Van der Steur van het CDA en Recourt van de PVV
Slide 15 - Quizvraag
Deze zijn in eerste instantie ook bedoeld om de dader tegen zichzelf te beschermen.
A
hoofdstraf
B
bijkomende straf
C
maatregel
Slide 16 - Quizvraag
Een voorbeeld hiervan is een geldboete.
A
Hoofdstraf
B
Bijkomende straf
C
Maatregel
Slide 17 - Quizvraag
Een voorbeeld hiervan is het intrekken van het rijbewijs als iemand terecht staat voor rijden onder invloed van alcohol.
A
Hoofdstraf
B
Bijkomende straf
C
Maatregel
Slide 18 - Quizvraag
Een voorbeeld hiervan is ondertoezichtstelling.
A
Hoofdstraf
B
Bijkomende straf
C
Maatregel
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Wat heeft de jongen opgelegd gekregen door de rechter?
A
een bijkomende straf en een maatregel
B
een hoofdstraf en een maatregel
C
twee hoofdstraffen
D
een hoofdstraf en een bijkomende straf
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Waartoe zijn de waterpolozusjes uit tekst 1 veroordeeld? Ze zijn veroordeeld tot
A
een hoofdstraf en een maatregel.
B
een hoofdstraf en een bijkomende straf.
C
twee bijkomende straffen.
D
twee hoofdstraffen.
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
De zaak van Theo wordt op een later tijdstip behandeld. Welke straf of maatregel kan Theo opgelegd krijgen?
A
een gevangenisstraf
B
een opname in een tuchtschool
C
ontheffing van de leerplicht
D
tbs
Slide 25 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met “twee weken cel voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar”?
A
De veroordeelde gaat twee weken de gevangenis in en mag daarna een jaar
geen strafbaar feit plegen.
B
De veroordeelde krijgt een celstraf van een jaar, maar krijgt strafvermindering van steeds twee weken als hij zich goed gedraagt.
C
De veroordeelde mag binnen een jaar geen vergelijkbaar strafbaar feit
plegen anders moet hij alsnog twee weken de gevangenis in.
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Lees tekst 21. De politie nam het rijbewijs van de verdachte in. Ook kreeg de verdachte een rijverbod van 18 uur. Waar zijn deze twee maatregelen van de politie mee te vergelijken?
A
Met bijkomende straffen
B
met hoofdstraffen
C
Met maatregelen
Slide 28 - Quizvraag
Rechters kunnen kiezen voor verschillende straffen. Wat voor straf is tbs?
A
Hoofdstraf.
B
Maatregel
C
Bijkomende straf
D
Preventie
Slide 29 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van hoofdstraffen?
A
Gevangenisstraf en geldboete.
B
Een taakstraf en inbeslagname rijbewijs.
C
Een geldboete en een schikking.
D
Seponeren en een gevangenisstraf.
Slide 30 - Quizvraag
We moeten meer criminelen oppakken en zwaarder straffen.” Deze uitspraak past het beste bij:
A
linkse partijen.
B
christelijke partijenq
C
rechtse partijen
D
alle partijen
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Bij welke politieke stroming past het citaat in tekst 17 het best?