Hoofdstuk 4 mens en machines

Cursus 4.1
Elk doet zijn werk
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cursus 4.1
Elk doet zijn werk

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

- Je weet wie onder de beroepsbevolking vallen

- Je weet welke beroepen onder de landbouwsector (agrarische sector) vallen.

- Je weet wanneer een bepaald beroep onder de industriesector valt.

- Je weet wanneer een bepaald beroep bij de dienstensector valt.

- Je weet wat automatisering is.


Slide 2 - Tekstslide

Beroepsbevolking



beroepsbevolking = mensen die werken en werkzoekende

indeling van beroepen; beroepssectoren

-landbouwsector (agrarische sector) bv. vissers

- industriesector; als er een product wordt gemaakt

- dienstensector; beroep waarbij je een dienst verleent aan een ander

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bij welke sector hoort dit plaatje?

Slide 5 - Open vraag

Noem een beroep dat valt onder dienstensector

Slide 6 - Woordweb

Onder welke sector valt dit beroep:
buschauffeur
A
dienstensector
B
landbouwsector
C
industriesector

Slide 7 - Quizvraag

automatisering

automatisering = machines en computers voor een groot deel het werk van mensen overnemen. Veel mensen verloren hun baan.



Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel mensen werken in Nederland in de landbouwsector?
A
80%
B
30%
C
5%

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel mensen werken in Nederland in de industriesector?
A
80%
B
6%
C
25%

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel mensen werken er in Nederland in de dienstensector?
A
70%
B
8%
C
30%

Slide 11 - Quizvraag

Opdrachten
Cursus 4.1 maken

Slide 12 - Tekstslide

Cursus 4.2

Hoe ontstond de industrie?

Leerdoelen:

- Je weet wanneer de slavernij is afgeschaft (1865)

- Je weet wat huisnijverheid is.

- Je weet welke energiebronnen mensen gebruikten.

- Je weet waarvoor stoommachines gebruikt werden.

- Je weet wat de industriele revolutie inhoudt.



Slide 13 - Tekstslide


* Ze vonden dat slaven dezelfde rechten moest krijgen als andere mensen. Hierdoor werd in Amerika in 1865 de slavernij afgeschaft

* De ruwe katoen van de plantages uit de Veringde Staten werd in 1800 door koopmannen in Groot-Brittannie gekocht. Die brachten het naar boeren en ambachtslieden die het thuis verwerkte. Die sponnen draden en weefden lappen stof.

Huisnijverheid - thuiswerken van ambachtslieden en boeren.

Zo ontstonden er kleine bedrijfjes


Slide 14 - Tekstslide

Oude energiebronnen

natuurlijke energiebronnen en energie  van spierkracht


Slide 15 - Tekstslide

Energie

energie - de kracht waarmee iets gebeurt.

energiebron - iets wat energie levert.


Nieuwe energiebron

Met hout of steenkool werd water in een ketel verwarmd. De stoom uit de ketel kon apparaten laten bewegen.

stoommachines - nieuwe apparaten die op stroomkracht werkten.

nadeel - ze waren groot en pastenn niet in huizen. Daarom bouwden ondernemers fabrieken

Slide 16 - Tekstslide

Grote veranderingen

* stoommachines en andere uitvindingen zorgen voor veel veranderingen. In fabrieken gingen vrouwen, mannen en kinderen werken (werknemers).  Ondernemers werden werkgevers.

* spinmachines werden aangedreven door stoomachines. Deze zorgde voor grote productie en daardoor kregen mensen lage lonen

* De industrie groeide snel.  De huisnijverheid kon niet op tegen deze strijd. Ambachtslieden stopten hun bedrijfjes en verhuisden naar de stad om in de fabriek te gaan werken.Het leven van de mensen veranderden hierdoor.


Slide 18 - Tekstslide

Industriele samenleving

Een samenleving waarin industrie en diensten belangrijke middelen van bestaan zijn en de meeste mensen in de stad leven.

https://schooltv.nl/video/histoclips-afl-8-de-industriele-revolutie/#q=industrialisering


Cursus 4.2 maken

Slide 19 - Tekstslide

Cursus 4.3

Lesdoelen

* Je weet wat verstedelijking is.

* Je weet wat de middelen van bestaan in Groot-Brittannie zijn.

* Je weet wat een industriele samenleving is.

* Je weet wat het tijdvak burgers en stoommachines is.

* Je weet wat imperialisme betekent.

* Je weet wat vakbonden zijn.

Slide 20 - Tekstslide

Wat betekent huisnijverheid?
A
Het thuis maken van goederen door boeren of ambachtslieden
B
Het thuis maken van goederen door machines
C
Het maken van goederen door machines in fabrieken
D
Het maken van goederen door mensen in fabrieken

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent industriële revolutie?
A
Grote verandering waarbij veel mensen in fabrieken gingen werken
B
Grote verandering waarbij veel mensen op het platteland gingen werken

Slide 22 - Quizvraag

Noem 3 gevolgen van de uitvinding van de stoommachine.

Slide 23 - Open vraag

Waar haalden mensen voor de stoommachine energie vandaan? Geef 3 voorbeelden.

Slide 24 - Open vraag

Naar een andere soort samenleving
Landbouwstedelijke samenleving (3000 v.c-1800)

De meeste mensen
wonen en werken
op het platteland,
een deel woont in
steden.

Slide 25 - Tekstslide

Naar een ander soort samenleving
Industriele samenleving (1800-1900)

Meer dan de helft
van alle mensen
wonen in steden.
Industrie in belang-
rijk

Slide 26 - Tekstslide

Noem 2 voorbeelden van de slechte omstandigheden waar de arbeiders mee te maken hadden.

Slide 27 - Open vraag

Urbanisatie of verstedelijking
= groei van steden. In de 19e eeuw groeien steden hard, omdat er steeds meer mensen naar de steden verhuizen voor werk.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Huiswerk
Cursus 4.3 maken

Slide 31 - Tekstslide

Cursus 4.4

Mens en milieu


Leerdoelen

Slide 32 - Tekstslide