H 4. Mens en machines

Cursus 4.1
Elk doet zijn werk
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cursus 4.1
Elk doet zijn werk

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

- Je weet wie onder de beroepsbevolking vallen

- Je weet welke beroepen onder de landbouwsector (agrarische sector) vallen.

- Je weet wanneer een bepaald beroep onder de industriesector valt.

- Je weet wanneer een bepaald beroep bij de dienstensector valt.

- Je weet wat automatisering is.


Slide 2 - Tekstslide

Beroepsbevolking



Beroepsbevolking  

mensen die werken en werkzoekende indeling van beroepen; 


beroepssectoren

- landbouwsector (agrarische sector) bv. vissers

- industriesector; als er een product wordt gemaakt

- dienstensector; beroep waarbij je een dienst verleent aan een ander

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bij welke sector hoort dit plaatje?

Slide 5 - Open vraag

Noem een beroep dat valt onder dienstensector

Slide 6 - Woordweb

Onder welke sector valt dit beroep:
buschauffeur
A
dienstensector
B
landbouwsector
C
industriesector

Slide 7 - Quizvraag

automatisering

Machines en computers nemen een groot deel van het werk van mensen over. Veel mensen verloren hun baan. Ook ontstonden er nieuwe banen. 



Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel mensen werken in Nederland in de landbouwsector?
A
80%
B
30%
C
5%

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel mensen werken in Nederland in de industriesector?
A
80%
B
6%
C
25%

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel mensen werken er in Nederland in de dienstensector?
A
70%
B
8%
C
30%

Slide 11 - Quizvraag

Opdrachten
Cursus 4.1 maken

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Cursus 4.2

Hoe ontstond de industrie?

Leerdoelen:

- Je weet wanneer de slavernij is afgeschaft (1865)

- Je weet wat huisnijverheid is.

- Je weet welke energiebronnen mensen gebruikten.

- Je weet waarvoor stoommachines gebruikt werden.

- Je weet wat de industriele revolutie inhoudt.



Slide 14 - Tekstslide

Slavernij
  • https://schooltv.nl/video/werken-op-een-katoenplantage-van-plant-naar-kledingfabriek/#q=katoenplantage

  • 1700-1800 = tijd van de pruiken en revoluties

  • 1865 afschaffing slavernij in Amerika


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Energiebronnen 

Energie = de kracht waarmee iets gebeurt.

Energiebron = iets wat energie levert.


Oude en nieuwe energiebron

Met hout of steenkool werd water in een ketel verwarmd. De stoom uit de ketel kon apparaten laten bewegen. Deze aparaten werden stoommachines genoemd. Deze aparaten dreven machines aan. Het nadeel was dat groot waren en niet in huizen pasten. Daarom bouwden ondernemers fabrieken.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Grote veranderingen
  • stoommachines en andere uitvindingen zorgen voor veel veranderingen. In fabrieken gingen vrouwen, mannen en kinderen werken (werknemers).  Ondernemers werden werkgevers.
  • spinmachines werden aangedreven door stoomachines. Deze zorgde voor grote productie en daardoor kregen mensen lage lonen
  • De industrie groeide snel.  De huisnijverheid kon niet op tegen deze strijd. Ambachtslieden stopten hun bedrijfjes en verhuisden naar de stad om in de fabriek te gaan werken.Het leven van de mensen veranderden hierdoor.


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Opdrachten
Cursus 4.2 maken

Slide 22 - Tekstslide

Cursus 4.3

Lesdoelen

* Je weet wat verstedelijking is.

* Je weet wat de middelen van bestaan in Groot-Brittannie zijn.

* Je weet wat een industriele samenleving is.

* Je weet wat het tijdvak burgers en stoommachines is.

* Je weet wat imperialisme betekent.

* Je weet wat vakbonden zijn.

Slide 23 - Tekstslide

Wat betekent huisnijverheid?
A
Het thuis maken van goederen door boeren of ambachtslieden
B
Het thuis maken van goederen door machines
C
Het maken van goederen door machines in fabrieken
D
Het maken van goederen door mensen in fabrieken

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent industriële revolutie?
A
Grote verandering waarbij veel mensen in fabrieken gingen werken
B
Grote verandering waarbij veel mensen op het platteland gingen werken

Slide 25 - Quizvraag

Noem 3 gevolgen van de uitvinding van de stoommachine.

Slide 26 - Open vraag

Waar haalden mensen voor de stoommachine energie vandaan? Geef 3 voorbeelden.

Slide 27 - Open vraag

Naar een andere soort samenleving
Landbouwstedelijke samenleving (3000 v.c-1800)

De meeste mensen
wonen en werken
op het platteland,
een deel woont in
steden.

Slide 28 - Tekstslide

Naar een ander soort samenleving
Industriele samenleving (1800-1900)

Meer dan de helft
van alle mensen
wonen in steden.
Industrie in belang-
rijk

Slide 29 - Tekstslide

Noem 2 voorbeelden van de slechte omstandigheden waar de arbeiders mee te maken hadden.

Slide 30 - Open vraag

Urbanisatie of verstedelijking
= groei van steden. In de 19e eeuw groeien steden hard, omdat er steeds meer mensen naar de steden verhuizen voor werk.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Huiswerk
Cursus 4.3 maken

Slide 34 - Tekstslide

Cursus 4.4

Mens en milieu


Leerdoelen

Slide 35 - Tekstslide