2 vmbo-bk 4.4 Bloedsomloop: Je bloedvaten

4.4 Je bloedvaten
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.4 Je bloedvaten

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige les: 4.3 je hart
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 4.4 je bloedvaten
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide


10. Wat is de kleine bloedsomloop?
A
van het hart naar de hersenen en weer terug
B
van het hart door het lichaam en weer terug
C
van het hart naar de darmen en weer terug
D
van het hart naar de longen en weer terug

Slide 3 - Quizvraag

11. In het hart zitten de kamers onder de boezems
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 5 - Sleepvraag

12. De kamers van het hart pompen het bloed in de:
A
longader en holle ader
B
longslagader en aorta
C
longslagader en holle ader
D
aorta en longader

Slide 6 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding hiernaast. Met welk bloedvat wordt de longslagader aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Met welk nummer wordt de aorta aangegeven?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 8 - Quizvraag


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Met welk nummer wordt de rechterkamer aangegeven?
A
1
B
3
C
4
D
5

Slide 9 - Quizvraag


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Waar bevindt zich zuurstofarm bloed?
A
1
B
2
C
4

Slide 10 - Quizvraag

16. Wat doen je hartkleppen?
A
Zorgen dat bloed niet van boezems naar kamers kan stromen
B
Zorgen dat bloed niet van kamers naar boezems kan stromen
C
Zorgen dat bloed niet van kamers naar bloedvaten kan stromen
D
Zorgen dat bloed niet van bloedvaten naar kamers kan stromen

Slide 11 - Quizvraag

1. Aorta.
2. De organen in de rest van het lichaam.
3. Holle ader.
4. Linkerkamer.
5. Rechterboezem.
In welke volgorde stroomt het bloed door de onderdelen? Begin bij de linkerkamer.
Noteer de cijfers in de goede volgorde. Gebruik GEEN spaties!

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

leerdoelen vandaag (4.4)
Aan het einde van de les:
- kan je vertellen welke 3 soorten bloedvaten er in je lichaam zitten en wat de kenmerken en eigenschappen van deze bloedvaten zijn

Slide 15 - Tekstslide

4.4 Je bloedvaten
3 soorten bloedvaten:
- slagaders
- haarvaten
- aders

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Je bloedvaten
slagaders:
- liggen vaak diep in je lichaam
- lopen vanaf je hart naar je organen toe
- wand is dik, stevig en elastisch
- bloeddruk is hoog (de druk die het bloed uitoefent op de wand van het bloedvat)
- bevatten veel zuurstof (behalve de longslagader)


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

4.4 Je bloedvaten
haarvaten:
- steeds kleiner wordende vertakkingen van slagaders
- liggen in de organen (overal in je lichaam)
- hebben een heel dunne wand: vocht uit het bloed kan door deze wanden heen
- hebben een lagere bloeddruk dan in de slagaders

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Je bloedvaten
Doordat de wand van de haarvaten zo dun is:
- kunnen vocht met zuurstof en voedingsstoffen uit de haarvaten naar de weefsels toe. In de cellen van deze weefsels vind verbranding plaats.

- kunnen vocht met koolstofdioxide en andere afvalstoffen weer de haarvaten in.



Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Je bloedvaten
aders:
- lopen vanaf de organen naar het hart
- wand dunner en minder elastisch dan de wand van de slagaders
- bloeddruk lager dan in de slagaders
- bevatten weinig zuurstof (behalve de longader)
- bevatten aderkleppen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Je bloedvaten
aderkleppen
- zitten vooral in aders in je armen en benen
- zorgen ervoor dat het bloed in de aders niet terugstroomt naar de organen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

slagaders
haarvaten
aders
waar lopen ze?
van het hart naar de organen
in de weefsels
van de organen naar het hart
dikte van de wand
dikke elastische wand
zeer dunne wand
dunne wand
zuurstof
veel zuurstof (behalve longslagader)
aan het begin veel zuurstof, aan het einde weinig zuurstof
weinig zuurstof
bloeddruk
hoog
van hoog naar laag
laag
waar liggen ze?
diep in het lichaam
overal in het lichaam
dicht onder de huid

Slide 28 - Tekstslide

Vragen??

Slide 29 - Tekstslide

zelf aan de slag
4.4 Je bloedvaten: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 23 t/m 28 maken

Slide 30 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je vertellen welke 3 soorten bloedvaten er in je lichaam zitten en wat de kenmerken en eigenschappen van deze bloedvaten zijn

Slide 31 - Tekstslide