Handig rekenen met hoofdbewerkingen

Thema 1: werken met getallen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
MavoWiskunde+1Secundair onderwijs

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 1: werken met getallen

Slide 1 - Tekstslide

Leerstofoverzicht

Thema 1: rekenen met getallen
3. handig rekenen met hoofdbewerkingen + schatten

Slide 2 - Tekstslide

Leerstofoverzicht

Voor dit onderdeeltje gebruiken we een extra cursus.

Slide 3 - Tekstslide

1. Tom heeft 123 stickers en krijgt er nog 456 bij. Hoeveel stickers heeft hij in totaal?

Slide 4 - Woordweb

Oplossing
123 + 456 => tel afzonderlijk de honderdtallen, tientallen en de eenheden op
1 + 4  = 5
2 + 5 = 7
3 + 6 = 9  dus het antwoord is 579

Slide 5 - Tekstslide

Oplossing
123 + 456 => splits het 2de getal in stukjes
123 + 400 + 50 + 6 = 
523 + 50 + 6 = 
573 + 6 =
579

Slide 6 - Tekstslide

2. In een snoepwinkel koopt Lisa 16 snoepjes. Ze krijgt er nog 7 van haar zus en daarna nog 3 van een vriend. Hoeveel snoepjes heeft Lisa nu?

Slide 7 - Woordweb

Oplossing
16 + 7 + 3 => neem 7 en 3 samen, tel eerst dit op en tel dit dan op bij de rest
dus 16 + 10 = 26

Slide 8 - Tekstslide

3. Er zijn 15 appels en 36 peren in een mand. Hoeveel stukken fruit zijn er in totaal?

Slide 9 - Woordweb

Oplossing
15 + 36 => splits 
15 + 30 + 6 = 
35 + 6 =
35 + 5 + 1 = 
40 + 1  = 41

Slide 10 - Tekstslide

4. Anna had 82 euro. Ze kocht een boek voor 33 euro. Hoeveel geld heeft ze nu over?

Slide 11 - Woordweb

Oplossing
82 - 33 => splits 
82 - 30 - 3 =  
52 - 3 = 
49


Slide 12 - Tekstslide

5. Er zijn 12 tafels in een zaal. Elke tafel heeft 4 stoelen. Hoeveel stoelen zijn er in totaal?

Slide 13 - Woordweb

Oplossing
12 x 4 => maal 4 is maal 2 en daarna nog eens maal 2, 
12 x 2 is 24 
en 24 x 2 = 48 
of 10 x 4 en 2 x 4 


Slide 14 - Tekstslide

6. Een doos bevat 14 chocolaatjes. Elk chocolaatje kost 5 euro. Hoeveel kost de hele doos?

Slide 15 - Woordweb

Oplossing
14 x 5 => maal 5 is maal 10 en dan delen door 2 dus 14 x 10 = 140 
en nu 140 gedeeld door 2 = 70


Slide 16 - Tekstslide

7. Een pizza wordt in 16 stukken gesneden. Vier vrienden delen de pizza eerlijk. Hoeveel stukken krijgt elke vriend?

Slide 17 - Woordweb

Oplossing
16 : 4 => gedeeld door 4 is gedeeld door 2 en dan nog eens gedeeld door 2
dus 16 : 2 = 8 
en 8 : 2 = 4


Slide 18 - Tekstslide

8. Een winkel verkoopt 120 potloden. De potloden worden in bundels van 5 verkocht. Hoeveel bundels zijn er in totaal?

Slide 19 - Woordweb

Oplossing
120 : 5 => gedeeld door 5 is gedeeld door 10 en dan maal 2 
dus 120 : 10 = 12 
en nu 12 x 2 = 24


Slide 20 - Tekstslide

9. Je hebt 10 snoepjes en deelt ze met 10 vrienden. Hoeveel snoepjes krijgt elke vriend?

Slide 21 - Woordweb

Oplossing
10 : 10 => wanneer je een getal deelt door 10, verschuift de komma in dat getal één plaats naar links of laat je een 0 weg
10 : 10 = 1


Slide 22 - Tekstslide

10. Je hebt 100 koekjes en verdeelt ze in groepjes van 100 koekjes. Hoeveel groepjes heb je?

Slide 23 - Woordweb

Oplossing
100 : 100 => wanneer je een getal deelt door 100, verschuift de komma in dat getal 2 plaats naar links of laat je 2 nullen weg
100 : 100 = 1


Slide 24 - Tekstslide

11. In een klas zitten 10 leerlingen. Elke leerling krijgt 5 boeken van de leraar. Hoeveel boeken worden er in totaal uitgedeeld?

Slide 25 - Woordweb

Oplossing
10 x 5=> wanneer je een getal vermenigvuldigt met 10, verschuift de komma in dat getal één plaats naar rechts, bij gehele getallen betekent dat je een nul toevoegt
dus 10  x 5 = 50


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Handig rekenen gebruiken we om de uitkomst van een oefeningen te schatten of schattend rekenen.

Slide 29 - Tekstslide

Een supermarkt verkoopt 293 chocoladerepen in de ochtend en 457 chocoladerepen in de middag. Schat hoeveel chocoladerepen de supermarkt ongeveer in totaal verkoopt?

Slide 30 - Woordweb

Schatten is berekenen hoeveel de uitkomst ongeveer is.
We ronden 293 af naar 300
en 457 naar 460
dus in plaats van 293 + 457 te berekenen schatten we de uitkomst door 300 + 460 te berekenen => 293 + 457 is ongeveer 760

Slide 31 - Tekstslide

Wat doe je als je een uitkomst gaat schatten?

Slide 32 - Tekstslide

Oefeningen
BookWidgets oefeningen
(met hierin boek p. 18)

Slide 33 - Tekstslide

Handig rekenen met procenten
Je kent het begrip procent.

Het behaalde voor je examen 70%. Dit betekent 70 op 100 of 70/100.
Bij de solden krijg je vaak korting. Deze korting is meestal uitgedrukt in procent. Je kan de korting exact berekenen of je kan de korting schatten. Zo weet je ongeveer hoeveel je moet betalen.
Je hoeft niet altijd je gsm uit te halen om de korting met je rekenmachine te berekenen. Je kan dit heel vlug zonder rekenmachine door de volgende regels te volgen. 


Slide 34 - Tekstslide

Weet je nog? 






We gaan dit oefenen met Flashcards en een memory spel

Slide 35 - Tekstslide

Weet je nog? 

Je kan dit gemakkelijk zo onthouden
10% => hoeveel keer 10 zit er in 100 => 10 keer => dus 10% is delen door 10
20% => hoeveel keer 20 zit er in 100 => 5 keer => dus 20% is delen door 5
25% => hoeveel keer 25 zit er in 100 => 4 keer => dus 25% is delen door 4
50% => hoeveel keer 50 zit er in 100 => 2 keer => dus 50% is delen door 2

Slide 36 - Tekstslide

Weet je nog? 
75 is 3 keer 25
dus 75% is gedeeld door 4 (want er zit 4 keer 25 in 100) en dan maal 3

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

We gaan oefenen

Slide 39 - Tekstslide