Voorbereiding toets

Programma
  • zelfstandig werken aan thema 22 opdr 19
  • nabespreken
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programma
  • zelfstandig werken aan thema 22 opdr 19
  • nabespreken

Slide 1 - Tekstslide

STOF
theorie: 
13.3, aminozuren
17 uitscheiding,
22 huid  

(voorkennis: 12.1 organische en anorganische stoffen, 13.7 enzymwerking, 16 voeding,  onderzoek)

Slide 2 - Tekstslide

Hardop denken: T22, opdr 19
  • Alleen gebruik van BINAS en rekenmachine toegestaan 
  • Je werkt zo in tweetallen (volgende dia)
  • De één maakt de vraag hardop (je leest alles voor, benoemt wat je ziet aan figuren, wat je denkt, alles)
  • De ander maakt aantekeningen van wat deze persoon zegt. Indien persoon één stilvalt, dan stelt persoon twee verklarende vragen, zoals:
  • ‘Waar denk je nu aan? / Wat zie je hier?/ Wat bedoel je daarmee? Beschrijf eens wat je hier ziet. Kijk eens naar de SPA-kaart, heb je alle stappen doorlopen?’
  • Persoon twee mag persoon één niet helpen door sturende vragen te stellen.
  • Doe dit voor één vraag, wissel dan van rol!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Reflectie
  • Formuleer 2 SMART tips voor jezelf op basis van de feedback die je kreeg.
  • Formuleer 2 SMART tips voor jezelf op basis van wat je hebt gezien/gehoord bij de ander.

Ik kan een random iemand vragen om (klassikaal) een uitwerking voor te doen, waarin je de tips toepast.  

Slide 5 - Tekstslide

32 Leg uit welke van de grafieken a en b in afbeelding 2 situatie Q weergeeft en gebruik daarbij de begrippen osmotische waarde, ADH, wateropname en uitscheiding.

Slide 6 - Open vraag

1 - Welke pijl geeft terugresorptie aan?
- Welke pijl geeft ultrafiltratie aan?

Slide 7 - Open vraag

2 Noem twee in afbeelding 4 getekende kenmerken van de dekweefselcellen die samenhangen met dit transport van stoffen.

Slide 8 - Open vraag

3 Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
geen
B
bewering 1
C
bewering 2
D
beide

Slide 9 - Quizvraag

27 Welke van deze transportwegen is of welke zijn noodzakelijk, of is er geen hiervan noodzakelijk, bij het transport van bilirubine als afgebeeld het schema bij:
- I (vanuit de lever naar de nieren)?
- II (vanuit de lever naar de dunne darm)?
- III (vanuit de dikke darm naar de lever)?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide